Afdrukbare versie van dit artikel Afdrukbare versie

Rijkdom Gezondheid Leefomgeving

Ongelijkheid in levensverwachting

22 september 2015 Gilles Van Hamme

CC by

Gezondheidsongelijkheid is bijzonder stuitend, want het illustreert sociale en territoriale ongelijkheid in termen van leven en dood.

Op gemeentelijk niveau varieert de vrouwelijke levensverwachting van 78,5 jaar in Anderlues, een industriële randgemeente van Charleroi, tot 86,4 jaar in Sint-Martens-Latem, een welgestelde randgemeente van Gent [1]. Er zijn vele factoren, vooral gedragsfactoren (voedingsgewoonten, lichaamsbeweging, enz.), die een invloed kunnen hebben op de levensverwachting, en die met name de verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië verklaren. Toch blijven sociaaleconomische factoren doorslaggevend. Inderdaad, als men de gemeentes samenvoegt in vijf categorieën naargelang het mediaan inkomen per aangifte (Tabel 1), varieert de mannelijke levensverwachting van 75,4 in de armste gemeentes tot 78,2 in de rijkste gemeentes, en de vrouwelijke levensverwachting van 81,6 (armste gemeentes) tot 83,1 (rijkste gemeentes).

Een sprekend voorbeeld: in de rijke randgemeentes van Antwerpen en Gent is de levensverwachting systematisch hoger dan in de armere gemeentes van het centrum. Een ander voorbeeld zijn de bijzonder lage levensverwachtingen in de vroegere industriële zones van Wallonië (Luik, Charleroi, Bergen-Borinage) en, in mindere mate, in de Limburgse mijngemeentes (Genk, Houthalen, enz.).

Afbeelding 1. De vrouwelijke en mannelijke levensverwachting per gemeente in België
Bron: Statbel, FOD economie
Tabel 1: Levensverwachting per type ruimte en per inkomenskwartiel.
 Levensverwachting 2007-2009
Inkomensniveau van de gemeentes* Man Vrouw Verschil
Arm 75.4 81.6 6.1
Gemiddeld-arm 76.8 82.4 5.6
Gemiddeld 77.5 82.7 5.2
Gemiddeld-rijk 78.0 82.9 4.8
Rijk 78.2 83.1 4.9
België 76.9 82.3 5.4

* De gemeentes zijn ingedeeld in vijf equivalente groepen van armste tot rijkste
Gegevens: FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie.

Als men de verschillende wijken van een grote stad als Brussel bekijkt, zijn de verschillen nog frappanter [2]. IDe sociaaleconomische verschillen zijn voor een deel verantwoordelijk voor de geconstateerde kloof. De correlatie tussen levensverwachting en de sociaaleconomische index van de wijken is ongeveer 40%. Met andere woorden, de variatie in de sociaaleconomische index tussen de verschillende wijken is verantwoordelijk voor 40% van de variatie van de levensverwachting. De kaart toont de erg lage levensverwachting in de arme sikkel van Brussel (van Sint-Joost in het Noorden tot Sint-Gillis in het Zuiden, via oud-Molenbeek en Kuregem tot Anderlecht) en de veel hogere levensverwachtingen in het rijke zuidwestelijke kwadraat van de stad, van de twee Woluwes tot Ukkel.

Afbeelding 2. Levensverwachting bij de geboorte, per Brusselse wijk, 2005-2010
Bron: Statbel, FOD economie

Men moet natuurlijk voorzichtig blijven bij het interpreteren van deze resultaten, gezien dat ze zijn verkregen op verschillende geografische niveaus, en niet op individueel vlak. Door de sterkte van het waargenomen verband - in samenhang met andere onderzoeken die het individuele niveau hebben bestudeerd - bestaat er echter weinig twijfel over het verband tussen armoede en een hoger sterftecijfer.

Een van de verklaringen is dat het verschil in gedrag tussen de verschillende sociale klassen. Toch zijn er discrepanties, bijvoorbeeld op gebied van kindersterfte [3], die aantonen dat de verschillende levensverwachtingen naargelang sociaal niveau zich niet beperken tot andere "levensgewoontes". Deze verschillen zijn ook verbonden aan de ongelijke toegang tot gezondheidszorg naargelang de inkomsten en aan de meer precaire levensomstandigheden van de armere bevolkingsgroepen (arbeidsomstandigheden, huisvesting, toegang tot gezonde voeding, enz.).

Ten slotte kan men zich ook vragen stellen wat betreft de implicaties voor de wettelijke pensioenleeftijd. De verlenging van de wettelijke duur van de arbeidsparticipatie wordt meestal gerechtvaardigd door de verhoging van de levensverwachting. Als deze logica toegepast wordt, waarom houdt de wettelijke pensioenleeftijd dan geen rekening met de sociale en sociaal-territoriale verschillen in levensverwachting?

Vertaling naar het Nederlands : Rob Kaelen

Voetnoten

[1Grimmeau J.-P., Decroly J.-M. et Wertz I. (2012), ‘La démographie des communes belges de 1980 à 2010’, Courrier hebdomadaire, CRISP, 2162-2163, 89p.

[2Igeat (2015), Dynamiek van buurten in moeilijkheden in de Belgische stadsgewesten, POD Maatschappelijke Integratie.