Afdrukbare versie van dit artikel Afdrukbare versie

Werk Politiek Sociale klassen

Vakbondsacties onder vuur. Een eenzijdig klassendiscours als vector van sociale ongelijkheid

7 juni 2016 Mathieu Strale
Vertaling naar het Nederlands: Marie-Eve Cosemans

CC by

Gijzelneming, ondoeltreffend, archaïsch, onwettig, onschendbaarheid, conservatisme, kosten, ondoorzichtig, corporatisme, gebrek aan realisme, gevaarlijk, gewelddadig… Vakbondsactiviteiten en vakbewegingen liggen sterk onder vuur. Voorstellen om hun actiecapaciteiten te beperken zijn dan ook legio: rechtspersoonlijkheid voor de vakbonden, einde van de rol van bemiddelaar voor de uitbetaling van de werkloosheidsuitkeringen, beperking van de actiemiddelen. Zowel de oorsprong van deze invraagstelling als de relevantie ervan en de verwachte resultaten van deze aanvallen bevatten een aspect van sociale ongelijkheid.

We behandelen dit onderwerp in twee artikelen. Het eerste gaat in op de oorsprong van deze kritiek en de middelen die ingezet worden om de vakbondsacties op losse schroeven te zetten, terwijl een tweede artikel zal gaan over de waarheidsgrond van deze kritiek en de gevolgen ervan op het vlak van sociale ongelijkheid.

Een klassediscours dat zich versterkt

In dit eerste deel gaan we dieper in op de oorsprong van het ter discussie stellen van vakbondsacties en de verschillende vormen die dit aanneemt.

Wie zijn de tegenstanders van vakbondsacties?

De werkgeversorganisaties zijn de eerste tegenstanders. Wat zij aanklagen is de weerslag van de sociale bewegingen op hun activiteiten en inkomsten, evenals de onmogelijkheid om de arbeidsmarkt verder te hervormen. Dit is een logische positie, want de vakbonden zijn ontstaan om de werknemers te verenigen en te organiseren tegenover het patronaat. Men mag echter niet uit het oog verliezen dat de vakbonden ook nuttig voor de werkgevers zijn, omdat ze de eisen van de werknemers controleren en kanaliseren. In heel wat instanties zijn werkgevers en vakbonden trouwens "partners" om de lonen en het arbeidsrecht te onderhandelen.

De politieke doorgeefluiken van de werkgevers bevinden zich hoofdzakelijk in de rechtse partijen: de N-VA en Open Vld in Vlaanderen, en de MR in Wallonië. Deze partijen staan het meest kritisch tegenover de vakbonden en tonen zich van hun meest actieve kant om de acties aan de kaak te stellen. Niettemin breidt deze kritiek zich uit tot de (voormalige) sociaalchristelijke partijen, CD&V en cdH, en de socialistische partijen. Wij komen hier later nog op terug.

Op het niveau van de bevolking is de vijandige houding ten aanzien van de vakbewegingen eveneens ongelijk verdeeld. Onderstaande kaart, die gebaseerd is op de telling van ondertekenaars van drie petities tegen de sociale bewegingen en de vakbonden in het Franstalige deel van het land tijdens de stakingen en betogingen van eind 2014, toont een sterk statistisch verband tussen de standing van de gemeenten, dat wil zeggen hun sociaaleconomisch en cultureel kapitaal, en het percentage ondertekenaars per gemeente.

In de rijke gemeenten is de tegenstand het sterkst, terwijl zij ondervertegenwoordigd is in de arme gemeenten. Dit resultaat is logisch want de syndicalisatiegraad, en bij uitbreiding waarschijnlijk ook de goedkeuring van hun acties, is hoger bij de minder rijke en loontrekkende bevolking, terwijl die geringer is bij de kaderleden en de vrije beroepen.

De kritiek op de vakbonden en hun acties is dus afkomstig van hun ideologische en economische tegenstanders: de kapitaalhouders en bezitters van de productiemiddelen, en de rechterzijde, de conservatieven of de liberalen. Deze verschillen worden weerspiegeld in de bevolking: de rijksten nemen een negatievere houding aan dan de minder gegoeden.

Welke actiemiddelen?

De kritiek op en de discussie over de vakbondsacties vallen uiteen in drie aspecten: symbolisch, juridisch en wetgevend.

Vanuit symbolisch gezichtspunt gaat het erom om via een discours het nut en de gemobiliseerde middelen aan de kaak te stellen. De media nemen hier een centrale plaats in door de kritiek op de sociale bewegingen door te geven en te ondersteunen. In analyseartikelen en dieptereportages bestaat er een evenwicht tussen het discours van de vakbonden en dat van hun tegenstanders. Commentatoren, intellectuelen en andere specialisten krijgen daarentegen een uitvergrote en niet gecompenseerde plaats toebedeeld. Zij zijn bij meerderheid tegen de sociale bewegingen, en hun veronderstelde neutraliteit wordt zeer zelden in twijfel getrokken. Nochtans zijn zij vaak afkomstig uit de hogere sociale klassen, die zelden positief staan tegenover de sociale bewegingen [1]. Zo tellen we bijvoorbeeld onder de hoofdartikels van Le Soir en La Libre die sinds de start van de regering-Michel in september 2014 werden gepubliceerd, 23 negatieve meningen ten aanzien van de vakbonden en hun acties, tegen 6 positieve en 6 neutrale [2]. In de actualiteitsartikelen worden de "spectaculaire" gevolgen van de sociale conflicten overgemediatiseerd: geblokkeerde gebruikers, werknemers die verhinderd worden om het bedrijf binnen te gaan, gewelddaden… Daarentegen verdwijnen de eisen van de werknemers en de vakbonden, die minder zichtbaar zijn, naar de achtergrond. De analyse van de opinie over de sociale bewegingen blijft beperkt tot een straatbevraging of weinig representatieve peilingen [3].

Door de vakbondseisen en -methoden voor te stellen als tegengesteld aan de bevolking en "het algemeen belang", marginaliseren de media de vakbonden, terwijl zij de belangen van meer dan 3,5 miljoenen leden groeperen en vertegenwoordigen, wat veel meer is dan de helft de Belgische werknemers. Deze kritiek wordt gevoed door de publicaties van politieke partijen en lobbygroepen die gekant zijn tegen sociale bewegingen, en stimuleert op zijn beurt deze tegenstand.

Een andere as is de juridische. Bedrijfsleiders doen steeds vaker beroep op het gerecht om alzo de bemiddelingsprocedures voor sociale conflicten die de vertegenwoordigers van de werkgevers en de werknemers verenigen, te ontlopen. Vaak voeren ze hoogdringendheid aan om deze uitzonderingsprocedure te rechtvaardigen: blokkade van een onderneming, van een hoofdweg, schade… Bij erkenning hiervan oordeelt de rechtbank dezelfde of de volgende dag al, na de vertegenwoordigers van de werkgevers gehoord te hebben, zonder evenwel de werknemers en hun vertegenwoordigers te raadplegen of hen zelfs maar te informeren over de procedure. Het is niet het stakingsrecht dat berecht wordt, maar de misbruiken die in het kader van de uitoefening van dit recht zouden plaatsgevonden hebben. De interpretatiemarge is breed en de beslissingen zijn vaak ongunstig voor de werknemers aangezien hun positie niet wordt gehoord. De vonnissen gaan gepaard met dwangsommen. Om te verhinderen dat deze uitzonderingsprocedure regel wordt, bestaat er een beroepsprocedure die langer duurt en vaak eindigt wanneer de sociale beweging reeds werd gebroken. Zo holt de juridisering het stakingsrecht uit zonder het evenwel formeel te betwisten.

Een laatste mogelijkheid om de vakbondsacties in het geding te brengen is het aanpassen van de wetten die dit recht bepalen. Hier zijn de politieke partijen en de regeringen aan de zet. Zoals wij al signaleerden zijn de politieke partijen van de rechterzijde het actiefst. Aldus wil de huidige federale regering, vooral bij monde van MR, N-VA en Open Vld, de vakbondsacties verzwakken: de oprichting van een minimumdienst bij stakingen in de openbare diensten, het invoeren van een rechtspersoonlijkheid voor de vakbonden, een beperking van stakingspiketten… Opmerkelijk is dat de Waalse regering, samengesteld uit cdH en PS, eveneens een minimumdienst voor de vervoersmaatschappij TEC wil creëren, regelmatig de stakingen van het openbare vervoer bekritiseert [4] en voor sancties pleit [5]. Ook verzetten cdH en CD&V zich niet tegen de invoering van een rechtspersoonlijkheid voor de vakbonden [6]. Het traditionele onderscheid tussen rechts, centrum en links is dus zeer dun wanneer het over deze dossiers gaat.

Deze drie vormen van aanvallen die uitgaan van sterke sociale groepen die beschikken over stevige actie- en communicatiemiddelen, komen samen, vullen elkaar aan en versterken elkaar. Ze maken deel uit van een zeer ongunstig klimaat voor vakbondsacties in België.

(enkel Waalse en Brusselse gemeenten, omvang van de cirkel evenredig met de bevolking van de gemeente)
Standing
Aandeel ondertekenaars

(op basis van 15.000 deelnemers op de website “lapetition.be”*)
Aandeel ondertekenaars per gemeente
(ondertekenaars/bevolking)
Aantal ondertekenaars per gemeente

Voetnoten

[2Telling door de auteur.

[3Zie het artikel van Micheline Zanatta : La grève, moyen de lutte d’hier. Et d’aujourd’hui ?, ANALYSE DE L’IHOES N°121.

[4Zie bijvoorbeeld de artikelen van Libre Belgique et de Sudinfo.

[5Zie het artikel van L’Avenir.

[6Zie het artikel van RTL info.