Afdrukbare versie van dit artikel Afdrukbare versie

Opleiding Werk

Een baan en een goed salaris

24 februari 2015 Benoît Jadin

Pas de licence spécifique (droits par défaut)

Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd in TRACeS.

Het is een algemeen gangbaar idee, over de partijgrenzen heen, dat het onderwijs de rol van sociale ladder of van springplank voor kansarme jongeren zou moeten vervullen.

Het schoolsysteem zou geen enkel kind mogen uitsluiten. Uitgaand van een verticaal maatschappijmodel (de arbeidersklasse onderaan, de elites bovenaan) zou het onderwijs de rol van “sociale ladder” moeten vervullen. Voor wie een horizontale visie hanteert, zou het onderwijs een “springplank” moeten zijn om de sociale kloof te overbruggen.
In de context van de huidige crisis geloven sommigen, zowel aan de linker- als aan de rechterzijde, dat de belangrijkste vooruitgang niet komt van een betere controle van de financiële markten, noch van de fiscale bijdragen van de allerrijksten. Nee, voor hen ligt de oplossing in de schoolklas. De opleiding van jongeren verbeteren zou de beste manier zijn om ongelijkheid tegen te gaan. Een efficiënter onderwijssysteem als dijk tegen de armoede.

Eerst banen

En toch... Is het een realistisch idee dat alle kinderen gelijk zijn zodra ze over de schooldrempel stappen? Nummer 205 van Traces toonde duidelijk aan welke verschillen er zijn tussen de gewoonten, attituden en referenties van kinderen uit de arbeidersklasse en de andere kinderen. In de beste gevallen, zoals in het Finse onderwijs [1], voorkomt het onderwijs dat de kloof vergroot, zonder die helemaal weg te kunnen werken. « Sinds een tiental jaar hebben de onderzoekers een onbetwiste consensus bereikt. In het beste geval is het aandeel van het onderwijs goed voor 15% van de resultaten van de leerlingen; hun socio-economische omgeving voor ongeveer 60%. » [2] De school is niet almachtig. De school kan niet alle verschillen wissen waarmee kinderen aan hun curriculum beginnen; in het beste geval kan de school die verschillen afzwakken. De verantwoordelijkheid van het onderwijs in de schooluitval van jongeren dient gerelativeerd te worden, maar niet helemaal uitgewist. Er blijft een aanzienlijke speelruimte in de capaciteit om de verschillen te overbruggen.

« Onderwijs identificeren als de beste manier om ongelijkheid te verminderen komt erop neer de inspanningen te beperken tot de minst doorslaggevende factor in de sleutel tot succes. » [3] Zelfs als de versterking van ongelijkheid in het onderwijs van de Franse Gemeenschap een zorgwekkend probleem blijft, moeten we de redenering niet omkeren. Armoede moet bestreden worden om de kans op slagen te verhogen. We moeten inwerken op de socio-economische omgeving van kansarmen: het gebrek aan goede banen, betaalbare huisvesting, toegankelijke gezondheidszorg.

Meer banen

Een ander wijdverspreid idee is dat er meer jongeren moeten zijn die diploma’s behalen om te voldoen aan de vraag naar hoogopgeleide werknemers. Opnieuw gaat het om een mantra van zowel links (what’s in a name?) als rechts: de oplossing voor het aanhoudende probleem van de werkloosheid verloopt via opleiding. De banen zouden beschikbaar zijn, maar vereisen van de kandidaten kwalificaties die zij niet bezitten.

Het pad van het onderwijs lijkt voor velen bezaaid met moeilijkheden, maar dat van de school richting werk lijkt nog langer en chaotischer. Twee specifieke groepen worden geconfronteerd met aanhoudende moeilijkheden van toegang tot een vaste baan. « De eerste groep is "de verloren generatie" die er gewoon niet geraakt. Deze jongeren hebben meestal geen diploma, zijn afkomstig uit immigrantengezinnen of etnische minderheden, en wonen in arme, landelijke of afgelegen gebieden. De tweede groep in moeilijkheden, "de moeilijke starters", wordt geconfronteerd met aanzienlijke belemmeringen om een stabiele baan te vinden. Deze starters zijn vaak gediplomeerd, maar beschikken niet over de passende kwalificaties voor een sterke professionele inzetbaarheid. Ze worden frequent geconfronteerd met wisselende interimjobs, werkloosheid en/of inactiviteit (zonder student te zijn), zelfs gedurende perioden van sterke economische groei.» [4] 

Maar voor welke banen zullen er in de komende jaren de meeste vacatures zijn? In de Verenigde Staten [5] zijn de prognoses voor de meest aangeboden banen in 2020 [6] : 1° verkoper , 2° kassier, 3° kelner, 4° verpleegkundige, 5° keukenhulp, 6° kantoorbediende. Is een universitair diploma vereist voor deze banen? Slechts voor een kwart van alle werkaanbiedingen wordt een universitair diploma gevraagd! [7] Gaan we dan al die ondergeschikte functies, nochtans essentieel voor het functioneren van de economie, schrappen? Wat betekent het patronale discours, overgenomen door vele politici, dat werknemers meer kwalificaties en opleiding moeten bezitten? Dient het alleen maar om het aanbod te vergroten zodat arbeid aan de “beste prijs” geleverd wordt?

Beter betaald

We kunnen dromen van een school die kinderen uit kansarme milieus emancipeert en hen toegang tot een diploma verleent. We kunnen dromen van een samenleving die hen een goed betaalde baan verschaft. Maar het aantal beschikbare banen is niet onbeperkt. Een kind uit de arbeidersklasse dat een universitair diploma behaalt, treedt op de arbeidsmarkt in concurrentie met een ander kind uit een welgesteld gezin. Welk kind erft de slecht betaalde baan?

De echte eis betreft misschien uiteindelijk niet het aantal universitairen, maar wel fatsoenlijke lonen en respectvolle arbeidsomstandigheden voor al die “minderwaardige” banen. Fatsoenlijke lonen en dito arbeidsomstandigheden vormen een betere garantie op een waardig bestaan voor werknemers met dergelijke jobs, en garanderen een betere toekomst voor hun kinderen.

Vertaling naar het Nederlands: Marie-Eve Cosemans

Voetnoten

[2Dana Goldstein, « Can teachers alone overcome poverty ? Steven Brill thinks so », The Nation, New York, 10 augustus 2011.

[3John Marsh, « L’éducation suffira-t-elle ? », Le Monde diplomatique, januari 2012.

[5Wij hebben helaas geen even nauwkeurige statistieken voor België gevonden.

[6Volgens het Bureau of Labor statistics