Afdrukbare versie van dit artikel Afdrukbare versie

Opleiding Werk Gender

Is het kleuteronderwijs onvermijdelijk vrouwelijk?

30 oktober 2015 Cécile Piret

CC by

Net als de Vlaamse Gemeenschap erkent de onderwijsraad van de Franse Gemeenschap (CEF) sinds enkele jaren het zogenaamde kleuteronderwijs als een fundamentele etappe in de schoolloopbaan van het kind. Het kleuteronderwijs komt de cognitieve en sociale ontwikkeling van het kind ten goede, en vormt een uitstekende voorbereiding op het verdere leerproces [1]. Dit heeft tot de vaststelling geleid dat sociale ongelijkheid reeds vanaf het prilste onderwijsniveau schoolongelijkheid produceert. In dit kader moeten eveneens vraagtekens geplaatst worden bij de genderongelijkheid en meer bepaald bij de ongelijke vertegenwoordig van mannen en vrouwen in het personeelsbestand van het kleuteronderwijs. Op dit gebied versterken genderstereotypen de man/vrouw-ongelijkheid die we elders ook zien op de arbeidsmarkt [2]. Wij stellen voor om deze problematiek te bekijken vanuit het perspectief van de vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in het onderwijs, en vervolgens vanuit de voorafgaandelijke keuze om onderwijsstudies te volgen.

Vrouwen en mannen in het personeelsbestand van het onderwijs

Op alle niveaus van het onderwijs stellen we vast dat vrouwen sterk aanwezig zijn in het onderwijsberoep [3]. Gedurende het schooljaar 2009-2010 waren er 32% mannen en 68% vrouwen die dit beroep voltijds uitoefenden [4]. Het percentage vrouwen is nog hoger als het deeltijds personeel in aanmerking wordt genomen: 23% mannen en 77% vrouwen [5]. Dit fenomeen manifesteert zich eveneens in de andere landen van de Europese Unie, met een aandeel van 84% vrouwen in het basisonderwijs en 63% in het secundair voor het jaar 2009 [6]. Dit hangt samen met een geleidelijke vervrouwelijking van het beroep van leraar: vrouwen vervangen het mannelijke personeel dat veroudert.
Als men trapsgewijs de verschillende schoolniveaus overloopt, zien we een onafgebroken toename van het aantal mannelijke leraren, zelfs al blijven de vrouwen op elk niveau in de meerderheid. Het kleuteronderwijs telt slechts 3% mannen, het lager onderwijs 19% en het secundair 38%. Het buitenuniversitair hoger onderwijs telt 39% mannen.

Evenals er meer vrouwelijke dan mannelijke universiteitsstudenten zijn (54% vrouwen voor 46 % mannen in 2010 – 2011), onderging ook het wetenschappelijke en academische personeel tussen 2000 en 2010 [7] een feminisering, respectievelijk van 41,5% naar 50,5% en van 13,6% naar 23,2% [8]. Nochtans zien we in onderstaande grafiek dat het aandeel vrouwen vooral in de laagste niveaus van de academische echelons gestegen is. Zelfs al worden de verschillen kleiner en is er zelfs sprake van gelijkheid op het niveau van de assistenten, zien we toch dat vrouwen geleidelijk het academische milieu verlaten, om nog slechts een aandeel van 10% te bedragen onder de gewone hoogleraren

We observeren dus een vrij duidelijke polarisering van de situatie van vrouwen in het onderwijs, met aan de top hooggeschoolde vrouwen die toegang hebben tot een traditioneel mannelijk beroep, en een concentratie van vrouwen in de minst gevaloriseerde en de laagst vergoede sectoren van het onderwijs. De vervrouwelijking door de tijd heen bestaat op alle niveaus, maar heeft niet overal dezelfde betekenis.

Studenten/s in pedagogie

Volgens de onderwijsraad van de Franse Gemeenschap (CEF) is het sociaal-economische profiel van de studenten/s in onderwijsstudierichtingen vrij specifiek: 57% van de studenten/s in het eerste bachelorjaar kleuteronderwijs komt uit het technisch secundair, terwijl 28,6% van de studenten/s uit het algemeen secundair komt [9]. Dit leidt ertoe zich de vraag te stellen wat het schoolaanbod is voor deze jonge vrouwen, m.a.w. welke andere mogelijke opties ze hebben wanneer zij uit het technisch secundair komen. En wat de jongeheren betreft, laat de opvoeding van de allerkleinsten hen volledig koud? Ze zijn immers zeldzaam: volgens het OES (het Observatorium van het hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap), waren er in 2006-2007 4% mannelijke studenten ingeschreven in de richting kleuteronderwijs, 21% voor het lager onderwijs en 47% voor het lager secundair. Onderzoek van deze groep toont aan dat de vrouwelijke studenten betere en snellere slaagcijfers voorleggen, terwijl heel wat mannelijke studenten hun studies opgeven. Het percentage mannelijke gediplomeerden bedraagt na drie jaar slechts 1% voor het kleuteronderwijs, 12% voor het lager onderwijs en 37% voor het secundair onderwijs [10]. Gezien dat mannen sneller dan vrouwen stoppen met deze studies, moeten we ons dus de vraag stellen welke elementen van de onderwijsopleiding een duidelijk vrouwelijk beeld van het beroep tonen.
Het ziet ernaar uit dat de vervrouwelijking van het beroep van kleuteronderwijzer/es, onder andere een weerspiegeling is van de "natuurlijke" representatie van de indeling tussen huishoudelijke (vrouwelijke) en productieve (mannelijke) arbeid. De kleuterschool bevindt zich op de symbolische wip tussen deze twee gebieden, als vormde het een uitvloeisel van de “maternale” functies die verbonden zijn aan het zorgaspect en aan de opvoeding van de kinderen buitenshuis. Wanneer we de genderopdeling van huishoudelijke arbeid naar de publieke sfeer extrapoleren, voeren bepaalde vrouwen gelijklopende taken uit op het werk en thuis [11]. De koppeling van productie (professionele activiteit) en reproductie (gezin) maakt het duidelijk hoe een ongelijke verdeling van werk en sociale relaties binnen het gezin een professionele ongelijkheid creëert, en vice versa [12]. Bovendien is er de neiging om de vereiste competenties voor het kleuteronderwijs te zien als de natuurlijke competenties van vrouwen, "moederlijk van nature", en niet als een reële kwalificatie, wat een devalorisatie van hun kwalificaties en derhalve van hun statuut tot gevolg heeft.
De trage erkenning van de problematiek van de feminisering van het kleuteronderwijs is op zich een symptoom van de klaarblijkelijke vanzelfsprekendheid dat de vrouwen "er in de wieg voor gelegd zijn" en dat de mannen dit beroep niet aantrekkelijk kunnen vinden. De oververtegenwoordiging van vrouwen in de lagere niveaus van het onderwijs wordt zelden belicht of als problematisch gezien. Maar het is een fenomeen dat deel uitmaakt van de globale hiërarchie van het schoolsysteem, dat doorkruist wordt door ongelijkheid in arbeid tussen mannen en vrouwen, hetgeen tegenstrijdig is met het democratiseringsideaal van het onderwijs. Bovendien bestendigt deze oververtegenwoordiging seksistische stereotypen bij de jonge generaties over het werk van vrouwen. Het aanwijzen van deze ongelijkheid moet het derhalve mogelijk maken om de maatschappijstructuur die aan de basis ligt van dergelijke arbeidsverdeling in haar geheel te herdenken.

Vertaling naar het Nederlands : Marie-Eve Cosemans & Rob Kaelen

Voetnoten

[1CEF, Regards croises sur l’enseignement maternel. Au départ d’une réflexion sur l’apprentissage de la langue de l’enseignement à l’école maternelle, un enjeu d’équité et d’accrochage scolaire, Ministerie Franse Gemeenschap, 2009.

[3ETNIC, Les Indicateurs de l’enseignement 2012, Fédératie Wallonië-Brussel, 7de éditie, 2012.

[4Op een totaal aantal van 79.974 voltijdse leraren

[5Op een totaal aantal van 79.974 voltijdse leraren

[6Versele, M., « Un homme à l’école », Eduquer, pp. 15-25, n°95, februari 2013.

[7Het wetenschappelijk personeel komt overeen met de onderzoekers en assistenten, en het academische personeel met de hoogleraren.

[8Meulders, D., O’Dorchai, S., en Simeu, N., Alma Mater, Homo Sapiens II : les inegalites entre femmes et hommes dans les universites francophones de Belgique, Editions du Dulbea, Brussel, 2012.

[9CEF 2009, ibidem

[10OES, « Les hommes et les femmes dans l’enseignement supérieur », Fédératie Wallonie-Brussel, Versie 2009-2010. site : http://www.oes.cfwb.be/index.php?id=ind22bis

[11Dorlin, E., « Dark Care : de la servitude à la sollicitude », in Paperman, P., en Laugier, S., (o.l.v.) Le souci des autres. Ethique et politique du care, pp. 87-100, Editions de l’EHESS, Parijs, 2005.

[12Maruani, M., Travail et emploi des femmes, La Découverte, Coll. Repères, Parijs, 2000 en 2006 (3de éditie).