Afdrukbare versie van dit artikel Afdrukbare versie

Werk Raciale discriminatie

Etnische en raciale discriminatie op de arbeidsmarkt in België

28 februari 2015 Alexandre Tandé

Pas de licence spécifique (droits par défaut)

Bovenop het ongunstige sociale en economische klimaat, ondervinden bepaalde personen bijkomende moeilijkheden op de arbeidsmarkt en op de werkvloer. Over wat gaat het precies wanneer we het hebben over ’etnische en raciale discriminatie”? En wat is de omvang ervan in België?

1) Een begrip afkomstig uit het recht en de sociale wetenschappen

Het begrip “discriminatie” ontwikkelde zich vanuit het recht, om de ongelijke behandeling tussen vrouwen en mannen aan te duiden, en met het doel er iets aan te doen. Vervolgens werd het begrip toegepast op de specifieke moeilijkheden die andere bevolkingslagen ondervinden wanneer ze beroep doen op een recht, een goed of een dienst, en wanneer deze moeilijkheden verband houden met bepaalde kenmerken zoals handicap, leeftijd, nationaliteit en oorsprong, of het nu om reële of toegeschreven kenmerken gaat. Rassendiscriminatie werd verboden door de zogenaamde “Antiracismewet” van 30 juli 1981, aangevuld door de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie. De discriminatie op grond van het geslacht wordt geregeld door een andere wet van 10 mei 2007.

2) Wat is discriminatie?

Er moeten drie elementen gelijktijdig aanwezig zijn opdat men over discriminatie kan spreken. Ten eerste moeten twee personen op verschillende wijze behandeld worden: de ene wordt tegengehouden, de andere verwijderd. Vervolgens moet dit onderscheid door illegale criteria ingegeven worden, ten aanzien van personen die in de wet een “beschermd criterium” vormen. Er zijn er een twintigtal, waaronder geslacht, leeftijd, handicap en buitenlandse afkomst. Tot slot moet dit onderscheid plaatsvinden in een domein dat voorzien is in de wet, zoals werkgelegenheid, huisvesting, gezondheid of toegang tot goederen en diensten. Dit betekent dat een kandidaat uitsluiten omwille van zijn afkomst, ongeacht de aangevoerde redenen (terughoudendheid van de klanten of de collega’s bijvoorbeeld) discriminatie is. Op dezelfde manier kunnen racistische ’grappen’ over specifieke werknemers op de werkvloer met discriminatie gelijkgesteld worden. Daarentegen is een verschil in behandeling geen discriminatie wanneer het gaat om handelingen in een domein dat niet voorzien is in de wet (in familiale kring of privékader bijvoorbeeld), zelfs bij de beschermde criteria.

3) Geschiedenis en actualiteit van discriminatie in België

In België zijn er twee wetenschappelijke onderzoeken die het bestaan van discriminerende praktijken bij de aanwerving aan het licht brachten bij werkzoekenden van buitenlandse oorsprong [1]. Het eerste onderzoek werd gevoerd in de loop van de jaren 1990 door Internationaal Arbeidsbureau [2]. Het werd ondersteund door de Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid en uitgevoerd door Belgische onderzoekers. Dit onderzoek droeg ertoe bij dat het probleem van discriminatie op de politieke agenda geplaatst werd, en vormt tot op de dag van vandaag een referentie. De onderzoekers gebruikten een experimentele methodologie, de zogenaamde ’testing’, om verschillen in gedrag van de wervers te observeren. Twee acteurs, de ene van Belgische en de andere van Marokkaanse afkomst, die voorts dezelfde kenmerken deelden (diploma, ervaring, leeftijd, Belgische nationaliteit), solliciteerden systematisch naar dezelfde baan. Zo kon de discriminatie van de kandidaat van Marokkaanse oorsprong worden berekend: in Wallonië had hij 27% kans om gediscrimineerd te worden. Dit wil zeggen dat hij tijdens een van de selectierondes riskeerde uitgesloten te worden enkel en alleen omwille van zijn “etnische” afkomst. In Brussel en in Vlaanderen bereikten deze percentages respectievelijk 34,1% en 39,2%.

In 2005 werd een ander onderzoek gevoerd dat het onderzoek van het Internationaal Arbeidsbureau over de arbeidsmarkt in het Brussels Gewest actualiseerde [3]. De onderzoekers vestigden de aandacht op de aanhoudende discriminerende praktijken ten aanzien van buitenlanders en personen van buitenlandse afkomst in de toegang tot werkgelegenheid in Brussel. De gebruikte methodologie verschilde gedeeltelijk: in plaats van beroep te doen op acteurs (experimentele methode), volgden de onderzoekers echte werkzoekenden in hun zoektocht naar werk (niet-experimentele methode). Uiteindelijk zijn de resultaten over het algemeen identiek aan die van het onderzoek in de jaren ’90. Deze twee onderzoeken hebben een belangrijke weerslag gehad, want zij toonden het bestaan van discriminatie aan, en niet enkele de gevolgen van die discriminatie.

Conclusie

Discriminerende handelingen dragen bij tot de “etnostratificatie” van de arbeidsmarkt. Het werkloosheidscijfer bij de actieve bevolking met buitenlandse nationaliteit en bij de Belgische beroepsbevolking van buitenlandse oorsprong, is in totaal twee keer hoger dan dat van de Belgische beroepsbevolking van Belgische oorsprong. De gemiddelde duur van hun werkloosheidsperiode is eveneens langer, en wanneer zij een betrekking vinden, is dat meestal in sectoren waar de arbeidsvoorwaarden het zwaarst zijn.

Discriminatie is niet de enige factor die deze situatie verklaart. Andere factoren kunnen meespelen, met name de toegang tot professionele netwerken, de kennis van het functioneren van de arbeidsmarkt, het opleidingsniveau en de beheersing van de nationale talen. Maar bij gelijk niveau van competentie en ervaring draagt discriminatie bij tot de marginalisering van bepaalde personen op de arbeidsmarkt. Discriminatie bestaat dus nog steeds, wat problematisch is voor de rechtvaardigheid en de samenhang van de maatschappij, omdat werk een belangrijke hefboom is voor sociale integratie en toegang tot een normale levensstandaard.

Vertaling naar het Nederlands: Marie-Eve Cosemans

Voetnoten

[1Voor een volledig overzicht van de onderzoeken over de discriminatie van bevolkingsgroepen van vreemde oorsprong wat betreft werkgelegenheid in Franstalig België verwijzen we naar: ADAM, I., « Les immigrés et leurs descendants sur le marché de l’emploi. Qu’en savons-nous en Belgique francophone (1989-2004) ?”, in: MARTINIELLO, M., REA, A., DASSETO, F. (dir.) (2006), Immigration et intégration en Belgique francophone. État des savoirs, Academia-Bruylant, Brussel.

[2ARRIJN, P., FELDS S., NAYER, A. (dir.) (1997), Etnische discriminatie bij de aanwerving. Belgische deelname aan het internationaal vergelijkend onderzoek van het Internationaal Arbeidsbureau, Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden.

[3MARTENS, A., OUALI, N. (dir.) (2005), Etnische discriminatie op de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Onderzoek in het kader van het Sociaal Pact voor de Werkgelegenheid van de Brusselaars, Syntheserapport, BGDA.