Afdrukbare versie van dit artikel Afdrukbare versie

Werk

Precariteit en dienstencheques

15 april 2015 Renaud Maes

CC by

De RVA omschrijft de dienstencheques als "eendoor de federale overheid gesubsidieerd systeem" waardoor "privépersonen beroep kunnen doen op een werknemer van een erkende onderneming voor de uitvoering van huishoudelijke taken bij u thuis of buitenshuis; (…) dankzij de dienstencheque kunnen talrijke werknemers opnieuw instappen in het arbeidscircuit en beschikken ze over een gegarandeerd maandelijks loon." De officiële omschrijving wijst expliciet op de positieve kanten van deze maatregel: de werkgelegenheid en het gegarandeerde loon voor werknemers die voorheen werkloos waren. Maar over welke banen gaat het eigenlijk? Gaat om het "geschikte" arbeidsplaatsen in de wettelijke betekenis? Gaat om het gewilde jobs? En wat zijn de arbeidsomstandigheden van de "begunstigden" van deze maatregel die in ruime mate door de staat wordt gefinancierd?

Voor een onderzoek over "nieuwe vormen van precariteit" dat in 2009 is begonnen en dat het Brusselse gewest dekt, heb ik de trajecten gevolgd van een twintigtal werknemers die werken onder het statuut [1] van "dienstencheques". Voor dit artikel heb ik met opzet de getuigenissen van vijf vrouwen [2] geselecteerd die in september 2011 als huishoudhulp werkten: het gaat om de getuigenissen die een licht werpen op enerzijds de moeilijkheden van de werknemers met dit statuut, en op anderzijds de toenemende precarisatie van alleenstaande vrouwen in het Brussels Gewest.

Opgelegd werk

Geen van deze vijf vrouwen heeft werkelijk gekozen om met het systeem van dienstencheques te werken: elke vrouw rapporteert op haar manier dat het de dreiging van een sanctie van de werkloosheid of het OCMW was dat hen aanzette om bij een agentschap te solliciteren om een werk met dit statuut te bekomen.

Maria (42 jaar, 3 kinderen ten laste): “Ik heb veel getwijfeld alvorens te solliciteren maar ik had geen keuze: de RVA drong erg aan omdat ik gezien mijn profiel, zoals ze dat zeiden, de luxe niet heb om mijn werk te kiezen.”

Aïcha (45 jaar, 1 kind ten laste): «Ik had geen keuze, wanneer je ziet dat je wil werken, solliciteer je overal en vervolgens neem je wat er is, en dat is het. Ik heb niets gekozen, ik wil werken, en dus werk ik. Het is beter dan niets te doen, ik verdien mijn brood eerlijk. Als ik de dienstencheques niet aanvaardde, zou het interimkantoor me helemaal onderaan de lijst zetten, en zou ik nooit meer werk van hen gehad hebben.»

Sophie (50 jaar, 1 meervoudig gehandicapt kind ten laste): «De sociaal assistente zei me dat ik door mijn leeftijd, behalve het huishouden doen, niets meer kon vinden. Nochtans ben ik directie-assistente geweest en zo, maar dat is gedaan: te oud, en dus te duur. En dus doe ik nu het huishouden bij anderen terwijl ik er bij mij thuis een hekel aan heb!»

Florence (37 jaar, 4 kinderen ten laste): «Denk jij echt dat iemand zin heeft om bij iemand anders schoon te maken? Denk jij niet dat wij ook graag iemand zouden willen om schoon te maken? Als ik kon, zou ik studeren en niet dit doen.»

Isabelle (30 jaar, 2 kinderen ten laste waaronder een van 10 maanden): «Ja, het is geen leuk werk, vooral wanneer men naar verschillende verre klanten moet, met de tram en zo. Maar goed, het is een werk met een contract, en de uurregeling is niet te zwaar… En uiteindelijk is het toch goed voor mijn dochtertje, de sociaal assistente had het idee zodat ik voor haar kon zorgen.»

Een van de argumenten die over het algemeen worden gebruikt om de dienstencheques te rechtvaardigen is de bestrijding van het zwartwerk. Nochtans is het niet zo vanzelfsprekend dat de invoering van deze maatregel heeft bijgedragen tot de vermindering van het zwartwerk in België. Zoals het onderzoek SUBLEC [3] heeft getoond, onderschatten de Europese statistieken in ruime mate het volume van het niet-aangegeven werk - en de zichtbare daling van het zwartwerk is veel kleiner dan de foute inschatting ervan. Hieraan voegen we toe dat alle studies over de betrokken werknemers en de gebruikers van het systeem aantonen dat het slechts een kleine minderheid is (minder dan 10%) die een situatie van niet-aangegeven werk heeft rechtgezet. Erger nog, het systeem van de dienstencheques heeft de fraude aanzienlijk in de hand gewerkt. Zoals de onderzoekers van de KUL besluiten:

"Over het algemeen, wanneer een volledige sector aan 80% gesubsidieerd moet worden om ongeveer aan 10% te regulariseren, waarbij aanzienlijke budgettaire kosten mee gemoeid zijn, dan kan het systeem moeilijk als een efficiënt instrument in de bestrijding van de fraude [4] beschreven worden." Het is immers duidelijk dat het buitensporige aandeel van de federale begroting dat de jaarlijkse kosten dekt (eveneens in ruime mate onderschat door de officiële statistieken!) zou kunnen worden ingezet voor andere, efficiëntere maatregelen, met name een versterking van de controles.

Foto: [AndreasS]

De taken en de relatie met "de klant"

De taken die uitgevoerd kunnen worden met dienstencheques zijn in theorie beperkt: het schoonmaken van een huis met inbegrip van de ruiten; de was en strijk; occasioneel verstelwerk; bereiding van maaltijden; de boodschappen voor de dagelijkse behoeften. Geen enkele "dienstencheque-taak" mag bijdragen aan de beroepsactiviteit van "de klant". Maar omdat de controle zeer gering is, overschrijden de werkelijk uitgevoerde taken dit strikte kader. Dit wordt niet noodzakelijk als negatief ervaren door onze getuigen, maar zij worden noch opgeleid noch vergoed voor de taken van hulpverzorgers of hulpboekhouders, om maar enkele opvallende voorbeelden te noemen!

Florence: «Bij een klant moet ik me zowel met het kind bezig zijn als de maaltijd bereiden. Daarna wil mevrouw haar bad nemen, en dan moet ik lopen om het bad te vullen. Zij denken dat ze een meid ter beschikking hebben, snap je.»

Sophie: «Er is een oude, zeer oude dame en ik moet eveneens haar toilet doen. Dat stoort me niet, zij is aardig, maar ik geloof niet dat ik dat moet doen normaal gesproken, in feite weet ik het niet.»

Maria: «Bij een klant gaan we met meerdere langs, omdat hij veel behoefte aan hulp heeft - het is een oude mijnheer. Hij heeft soms behoefte aan hulp voor zijn papieren, dan helpen we hem. Ik vergezel hem eveneens naar het postkantoor en zo.»

Aïcha: «Ik heb een arts die me zijn kabinet met ontsmettingsmiddelen laat schoonmaken, en ook een advocaat die me dossiers laat sorteren. Ik geloof dat dat eigenlijk niet mag. Als ik het hen zou zeggen, gaan zij een ander willen en het agentschap zal hen iemand anders sturen. Dus doe ik dat allemaal omdat het bovendien niet eens te vervelend is. Zelfs als de dokterstafel ontsmetten me een beetje tegensteekt!»

Ze getuigen allemaal van moeilijkheden met bepaalde klanten. In dit geval blijkt de houding van het agentschap waarvan zij afhangen ongunstig voor de werkneemsters. Hieraan voegen we toe dat iedereen regelmatig onbetaalde overuren vermeldt.

Maria: «Er zijn natuurlijk moeilijke klanten. Bijvoorbeeld, je naait een knoop aan en ze roepen naar je dat het niet "goed gedaan" is. Ik heb er ook een die maniakaal is, hij kijkt of er stofsporen zijn, en hij stuurt berichten naar het agentschap.»

Florence: «De klanten over wie ik je sprak, die met dat vreselijke kind, roepen naar me en zo. Oké, ik lach ermee, het raakt me niet. Maar het is onzin, en je moet je mond houden. Zo van die zijn er verschillende. Maar er zijn er ook die sympathiek zijn, geloof niet dat ik zeg dat iedereen slecht is. Maar die daar, da’s een nachtmerrie. (…) En het agentschap doet niets, zij weten het maar al te goed. Maar we moeten het op ons nemen, want voor hen is het gemakkelijk omdat er heel veel zijn zoals wij: ze kunnen me vervangen wanneer ze maar willen door een ander die een job zoekt, snap je?»

Aïcha: «Ik heb er een die me chanteert met de cheques. Als ik niet meer uren presteer, geeft hij de cheques niet aan. En het agentschap weet het, hé. Maar zij doen evenmin iets. Dus voor hem doe ik meer uren, en iedereen vindt dat normaal.»

Precariteit

Alle ondervraagde vrouwen hebben schulden. Hun situatie is zeer onzeker, en hun maandelijkse loon dekt hun uitgaven niet. Ze werken allemaal deeltijds (vaak halftijds). De aanvullende uitkering waarover sommigen beschikken (werkloosheid of OCMW) is voor hen een absolute noodzaak.

Sophie: «Mijn werk brengt niet voldoende op om de zorgen voor mijn kind te betalen. Met de hulp van het OCMW en zo kom ik net rond. Maar ik kan echt niets aan de kant zetten voor iets extra’s. Weet je, voor mij is dat niet erg. Maar voor mijn kind is het dat wel. Ik kan hem dat "kleine extraatje" niet geven voor de zorgen. (…) Hij doet theater met zijn school en ik kan hem geen kostuum betalen. Dus heb ik er een voor hem gemaakt. Maar het is niet zo mooi als dat van zijn vriendjes. Ik zie het en hij ziet het eveneens. (…) En wanneer we van de kinesist komen, zou ik hem graag willen trakteren op een ijsje of een wafel. Maar als ik dat doe, dreigen er opnieuw schulden.»

Maria: «We hebben te eten, kunnen de school betalen. Maar we kunnen niet feesten. Maar mijn mama die een uitkering heeft en die bij ons leeft, helpt me (…) Om te sparen organiseer ik één verjaardagsfeest voor alle kinderen, maar dat stoort hen niet.»

Isabelle: «De crèche en de luiers: een ramp. Mijn ex kan zelfs niet helpen – eigenlijk help ik hem. Dus zonder OCMW is het niet te doen. Ik betaal een beetje de schulden terug die ik eveneens door mijn ex heb, maar ik eerbiedig het afbetalingsplan niet. Ik heb een beetje schrik, maar ik denk dat ik een nieuwe bemiddeling ga krijgen. Ja, eigenlijk heb ik echt schrik.»

Conclusie?

Ik voorspel dat er zal worden tegengeworpen dat de vijf getuigenissen (waarvan ik hier enkel fragmenten heb weergegeven) niet representatief zijn in de statistische betekenis van de term, en dat een algemene conclusie over het statuut van de "dienstencheque-werknemers" dus onmogelijk is. Nochtans kan men het bestaan van deze getuigenissen niet ontkennen. Zij bewijzen sterk dat het systeem uitwassen heeft. Wat ik niet kan berekenen, is de omvang. Maar omdat ik er vind door willekeurig in een lijst van verschillende honderden contacten te zoeken, ben ik geneigd te geloven dat deze vijf situaties representatief zijn.

De situaties die deze vijf vrouwen meemaken, moet tot nadenken stemmen: de werknemers met een "dienstencheques-contract" vormen een reservebestand dat andere werknemers vervangt die een reeks functies vervullen. Daardoor worden de werknemers die over een beter statuut beschikken (de ziekenverzorgers bijvoorbeeld) in gevaar gebracht. Deze werknemers beschikken niet over de vrije keuze van hun werk, en hun werkomstandigheden zijn fatsoenlijk noch geschikt.

Maar terwijl wij dit vaststellen, gaat de "voorbereiding“ op de aangekondigde regionalisering van het werkgelegenheidsbeleid zijn volle gang. De discussies over de uitbreiding van het dienstencheques-systeem naar andere taken - bijvoorbeeld op het gebied van ambulante zorgen en in de paramedische sector - zijn nu reeds ver gevorderd...

Vertaling naar het Nederlands : Marie-Eve Cosemans

Voetnoten

[1Men mag niet vergeten dat er geen volwaardig statuut voor de "dienstencheque-werknemer" bestaat - hoewel er een specifiek soort contract bestaat. Een groot deel van de betrokken werknemers combineren hun werk met een gedeeltelijke werklozen- of OCMW-uitkering.

[2Hun voornamen werden vervangen door een voornaam die ze zelf kozen.

[3Jozef Pacolet, Sergio Perelman, Frederic De Wispelaere, Jérôme Schoenmaekers, Laurent Nisen, Ermano Fegatilli, Estelle Krzeslo, Marianne De Troyer, Sigrid Merckx (2012) Social and fiscal fraud in Belgium. A pilot study on declared and undeclared income and work : SUBLEC, Leuven : Acco.

[4Jozef Pacolet, Frederic De Wispelaere, Sofie Cabus (2010) Bomen groeien niet tot in de hemel. De Werkelijke kostprijs van de dienstencheques. Leuven : Hiva (KUL)