Afdrukbare versie van dit artikel Afdrukbare versie

Gender

Discriminatie van holebi’s is nog altijd een feit

11 augustus 2017 Bernard Guillemin
Dit artikel is een herpublicatie van het artikel dat eerst verscheen op 26 maart 2015
Vertaling naar het Nederlands: Rob Kaelen

CC by

In april 2014 plaatst de International Lesbian, Gay, Bisexual, Trans & Intersex Association België op de tweede plaats van hun klassement van landen met een wettelijk kader voor lesbiennes, homo- en biseksuelen, transgenders en interseksen (LGBTI), inzake integratiebeleid en eerbiediging van de mensenrechten.

In 1998 begint België een wettelijk kader in te voeren om een daadwerkelijke integratie van holebi’s in de samenleving te creëren [1]. In 1998 wordt de wet op wettelijk samenwonen afgekondigd. Een van de doelstellingen van deze wet is het om holebi’s een juridisch statuut te geven voor hun relatie [2]. Pas in 2003 wordt door de Belgische regering de homohuwelijk-wet afgekondigd, die holebi’s dezelfde rechten geeft als hetero’s wat hun huwelijk betreft. De wettelijke erkenning van afstamming wordt officieel vastgelegd door middel van twee wetten die in 2006 en 2014 worden afgekondigd: de wet die adoptie door homokoppels toelaat en de wet die de afstamming en erkenning voor lesbische koppels toelaat.

Een andere doelstelling van dit wettelijk kader, dat een gelijkheid voor holebi’s toestaat, beschermt deze groep tevens tegen alle vormen van discriminatie. Dit is het doel van de antidiscrimatiewet van 2007, die haatmisdrijven in verband met seksuele geaardheid als verzwarende omstandigheden aanduidt. Bovendien heeft de Belgische regering na de moord op Ihsane Jarfi een interfederaal plan tegen homohaat ingevoerd, om een reeks concrete acties te ontwikkelen (specifieke informatie naar gelang de doelgroep, opleiding voor beroepsmensen, sensibiliseringsacties, ...) in samenwerking met lokale veldwerkers.

Ook al heeft dit wettelijke kader inderdaad erg positieve gevolgen voor holebi’s, zijn er toch ook twee problemen. Van de verschillende risicogroepen zijn mannen die seks hebben met andere mannen de enige die geen bloed mogen geven. In deze context worden hetero’s en homo’s dus verschillend behandeld. Draagmoederschap is in België noch toegelaten, noch verboden. Hierover staat niets in het wettelijke kader. Dit creëert een rechtsvacuüm, dat vooral holebikoppels die kinderen willen treft.

Toch geven deze verschillende wetten holebi’s de mogelijkheid om in een gunstig kader te leven dat aan hun integratie in de samenleving bijdraagt. Met ’integratie’ bedoel ik het feit dat men deel uitmaakt van de samenleving, op dezelfde wijze als iedere andere burger, met toegang tot dezelfde rechten.

Volgens een rapport van het Interfederaal Centrum voor Gelijke Kansen en Bestrijding van Racisme [3] zijn er in 2013 93 gevallen van indiening van een klacht in verband met homofoob gedrag ; dat zijn er 11 meer dan in 2012. Men weet echter dat niet alle gevallen van homofoob geweld tot een klacht leiden [4]. In zulke gevallen heeft men het over dark numbers [5].

Er zijn veel slachtoffers van homofoob geweld die aangeven bang te zijn om klacht in te dienen. Onder de redenen om geen klacht in te dienen die worden vermeld in een onderzoek van het Bureau van de Europese Unie voor de Grondrechten (FRA) vindt men bijvoorbeeld het feit dat het niets zou veranderen; dat het niet de moeite waard is om de daad aan te geven – ’zoiets gebeurt voortdurend’; dat het slachtoffer zijn seksuele geaardheid of seksuele identiteit niet wil onthullen; dat het slachtoffer bang is dat het incident niet serieus genomen zal worden; dat het slachtoffer niet weet hoe of waar hij of zij het incident moet aangeven, ... [6]. Dit onderzoek, dat op basis van een online vragenlijst gevoerd is, en dus niet op basis van klachtendossiers, bevat dus een bredere steekproef van belevenissen [7]. Dit onderzoek betreft onder andere het beroepsleven, en met name de toegang tot de arbeidsmarkt [8].

De getuigenis [9] van F., een jongen die ik heb ontmoet in het kader van de gesprekspermanentie van Alter Vision, is hier een goed voorbeeld van.

F. is net afgestudeerd van een hogeschool van de Franse Gemeenschap. Hij solliciteert in meerdere scholen. Na meerdere maanden hebben zijn studiegenoten allemaal werk gevonden in het onderwijs, maar F. nog niet. Hij begint zich dus zorgen te maken. Hij vraagt dus aan een kennis in de administratie om zijn CV doortesturen aan verschillende scholen, en deze ambtenaar stemt erin toe. Na het CV dan F. te hebben doorgelezen, vertelt de ambtenaar hem dat hij een ding beter zou weglaten: het feit dat hij bestuurder is van een jongerenvereniging voor LGBTQI. Volgens hem zou dit meerdere directeurs ertoe kunnen leiden om hem niet in dienst te nemen. Na erover na te denken accepteert F. om dit deel van zijn CV te wissen.
 
Enkele weken later wordt F. in dienst genomen in een school waar hij al eerder had gesolliciteerd.

Men kan hier dus een verschillende behandeling vaststellen van twee personnes met gelijk niveau. In deze situatie wordt dus aangenomen dat een bestuurdersfunctie in een vereniging (die veel bekwaamheden en kennis vergt) die sensibiliseert wat betreft de diversiteit in seksuele geaardheid iets verteld over de seksuele geaardheid van de persoon zelf, en dit heeft meer invloed op de beslissing van de werver dan de professionele bekwaanheden van de persoon.

Wat is de correlatie tussen de vermeende seksuele geaardheid van de persoon en de functie waar hij voor solliciteert? De antidiscriminatiewet verbiedt dit soort gedrag. F. heeft nooit klacht ingediend. Dit gebeurt met veel personen, en de getuigenis van F. is slechts een voorbeeld van de 15% van de holebi’s die zich gediscrimineerd voelen, volgens een onderzoek van het FRA (zie voetnoot 8). Deze getuigenis is ook een voorbeeld van de stijging van klachtdossiers die vastgesteld zijn door het Centrum, onder andere klachten met betrekking tot onderwijs.

Jonge holebi’s voelen zich vaak afgewezen. Deze situaties lijken soms alledaags, maar kunnen nog altijd erg traumatiserend zijn.

De getuigenis van A. is hier een voorbeeld van.

A. is een 17-jarige jongeman die in België geboren is. Drie jaar geleden beginnen zijn ouders hem ervan te verdenken homo te zijn. Hun reactie is hem naar Tunesië te sturen, zodat hij bij zijn familie kan wonen en ’genezen’ kan worden. Vier maanden geleden mag A. terug naar België komen (hij genezen zou zijn), om zijn scholing voort te zetten. Echter is A. in Tunesië verliefd geworden op een andere jongen. Deze relatie houdt hij geheim. Wanneer hij naar België terugkomt, zet hij de relatie voort dankzij uitwisseling van berichten via sociale netwerken. Als zijn ouders deze uitwisseling ontdekken vragen ze A. om de gezinswoning te verlaten. Daarna volgen een reeks verblijven in noodopvangvoorzieningen en bezoeken aan de jeugdhulpdienst (SAJ). Met behulp van een team van verschillende professionnals lukt het A. uiteindelijk om geëmancipeerd te worden.

Dus ook al worden holebi’s beschermd door het wettelijk kader blijft het voor hen soms erg moeilijk om in overeenstemming met hun geaardheid te leven. In dit soort gevallen wordt het wettelijke kader tegenover de culturele codes gesteld, wat kan leiden tot een cultuurclash met rampzalige gevolgen. Inderdaad kan er niet alleen een breuk met het gezin plaatsvinden, maar ook marginalisatie en voortijdige schoolverlating. A. heeft het niet eens overwogen om klacht in te dienen: ’Het zijn mijn ouders, en ik hou van ze... ’. Dit is dus ook een homofobe ervaring: verschillend behandeld worden wegens de seksuele geaardheid.

Er zijn veel jonge holebi’s die in hun dagelijkse leven gelijkaardige situaties beleven. Ze zijn bang om tegen hun wil ’geout’ te worden of door anderen afgewezen te worden.

Het Belgisch wettelijk kader heeft op opmerkelijke wijze de diversiteit in seksuele geaardheid geïntegreerd, met het oog op een gelijkheid tussen individuen. Toch worden holebi’s nog dagelijks met situaties geconfronteerd waar ze in afgewezen worden. Het gaat hier natuurlijk niet altijd om misdaden, maar zelfs alledaagse gebeurtenissen kunnen schadelijk zijn voor de individu, met name voor jongeren, die nog bezig zijn met hun identiteit op te bouwen.

Het is dus belangrijk afgezien van het wettelijk kader dat de diversiteit in seksuele geaardheid geïntegreerd wordt in onze samenleving. Dit kan alleen dankzij de voorbeelden en schema’s die van jongs af aan aan kinderen overgedragen worden. Deze voorbeelden en schema’s zijn vandaag de dag nog steeds vooral heteronormatief. Met heteronormativiteit bedoel ik de verzameling van instellingen, structuren, relaties en acties die heteroseksualiteit als iets ’normaals’ weergeven, iets natuurlijks en wenselijks. In een heteronormatief systeem vooronderstelt men dat iedereen heteroseksueel is: er is een soort van ’natuurlijke presumptie van heteroseksualiteit’, zoals Eric Fassin het noemt [10], en dit houdt een verdeling in van mensen in twee verschillende en exclusieve geslachten, die als complementair gezien worden [11].

Als de vertegenwoordiger van een gezondheidsbevorderende instelling aangeeft dat hij in het kader van lessen over relaties en seksualiteit in scholen alleen de vijf laatste minuten over homoseksualiteit praat [12], is dit dus niet een effectieve integratie van de diversiteit in seksuele geaardheid: homoseksualiteit wordt weer als verschillend van heteroseksualiteit aangepakt. In dit geval worden hetero’s en holebi’s dus ook verschillend behandeld, dit keer wat betreft de voorbeelden en schema’s die overgedragen worden.

Dit gebeurt ook als een vormingswerker die verantwoordelijk is voor een groep jongeren in een buurthuis zegt dat het beter is om met de kinderen niet over homoseksualiteit de praten, om ze te beschermen [13]. We hebben het hier over een beroepsmens die met jongeren werkt die mensen verschillend behandelt naargelang hun seksuele geaardheid, en die zijn eigen schema’s overdraagt aan de jongeren waar hij verantwoordelijk voor is.

De verschillende getuigenissen en voorbeelden die we hier voordragen laten zien dat de integratie van de diversiteit in seksuele geaardheid nog geen feit is. Ze laten ook zien welke rol heteronormativiteit hier in speelt.

Vertaling naar het Nederlands : Rob Kaelen

Voetnoten

[1Anders dan de situatie voor holebi’s in de Belgische wetgeving worden transgender personen op wettelijk vlak nog altijd volop gediscrimineerd.

[2Fl. Leroy-Forgeot, C.Mécary, Le couple homosexuel et le droit, Editions Odile Jacob, Paris, 2001.

[3Het Interfederaal Gelijkekansencentrum is een onafhankelijke interfederale openbare instelling gespecialiseerd in het gelijkekansenbeleid en het non-discriminatiebeleid. Zijn opdracht, gebaseerd op de mensenrechten, is om gelijke kansen en rechten voor alle burgers te bevorderen en om discriminatie te bestrijden. Het voert die opdracht uit met het oog op gemeenschapsontwikkeling en in een geest van dialoog, samenwerking en respect. (bron: http://www.diversiteit.be/mission-statement)

[4Met homofobe daad wordt een haatdelict op basis van seksuele geaardheid bedoeld.

[5Een ander hindernis voor de strijd tegen homofoob geweld is wat men ’dark numbers’ noemt: men beschikt niet over betrouwbare cijfers over homogeweld. Een verklaring hiervan is dat politie en parket pas sinds 2007 cijfers over homohaat bijhouden. Gevolgen hiervan zijn dat deze registratie nog niet volop ontwikkeld is, en dat agenten niet altijd de specifieke code die homofobie aanduid ingeven.’, in Discriminatie. Diversiteit. Jaarlijks rapport 2012, Centrum voor Gelijke Kansen en Bestrijding van Racisme, Brussel, 2013, pp. 120 – 121.

[6EU LGBT Survey, Bureau van de Europese Unie voor de Grondrechten (FRA), 2013, p. 21.

[793079 personen hebben meegedaan aan het onderzoek, waaronder 2901 Belgen (424 homoseksuele vrouwen, 1998 homoseksuele mannen, 132 biseksuele vrouwen, 182 biseksuele mannen en 165 transgender personen). European Union lesbian, gay, bisexual and transgender Survey. Main results, 2013, p.117.

[815% van de Belgische deelnemers aan de FRA-enquête gaven aan zich in laatste 12 maanden gediscrimineerd gevoeld te hebben op de werkplaats of toen ze werk zochten.

[9De getuigenissen die in dit artikel gebruikt worden komen van interviews van de Franstalige
LGBTQI jongerenvereniging Alter Vision.

[10L’inversion de la question homosexuelle, Paris, Editions Amsterdam, 2008, p. 221

[11L. Hertzog et E. Devieilhe, Hétéronormativité, sexualité et injonction à la maternité : quelles pratiques d’émancipation ? Université de Caen, 2014.

[12Toespraak van een vertegenwoordiger van het Centre d’Action Laïque in het kader van de conferentie « Homosexualité : mythes, clichés et réalités » georganiseerd door de gemeente Ecaussinnes op 18 september 2013.

[13Opmerking van een vormingswerker van het jongerenhuis Saint-Servais in Namen als conclusie van een ciné-débat geleid door het animatieteam van Alter Vision in het buurthuis op vrijdag 24 october 2014.