Afdrukbare versie van dit artikel Afdrukbare versie

Leefomgeving

De geografie van conflicten rondom sociale woningbouwprojecten in Brussel 

8 mei 2025 Julien Constant
Dit artikel is een herpublicatie van het artikel dat eerst verscheen op 15 januari 2024
Vertaling naar het Nederlands: Eleni Sechidis - Jerome Malfliet - Lisa Daenen

CC by

De laatste jaren is de weerstand tegen de bouw van sociale woningen in Brussel toegenomen. Dit artikel biedt een systematische analyse van de locaties en aard van deze conflicten. Het blijkt dat de tegenstand zich vrijwel uitsluitend richt op welvarende, groene wijken aan de rand van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vooral in het zuidoosten van de stad. De bezwaren gaan voornamelijk over milieukwesties. 

Momenteel staan meer dan 50.000 huishoudens op de wachtlijst voor een sociale woning in Brussel, met een gemiddelde wachttijd van ongeveer tien jaar. Dit heeft een grote impact op de levensomstandigheden van mensen die vaak in te kleine of ongezonde woningen moeten verblijven. Brussel beschikt momenteel over 40.000 sociale woningen, waarvan het merendeel bewoond is. Daarom zoekt de regionale overheid naar oplossingen, zoals de bouw van extra sociale woningen. Het belangrijkste kenmerk van sociale woningen is dat de huur wordt bepaald door het inkomen en het type huishouden, en dus niet door de marktomstandigheden van de privé-sector. Ze zijn bedoeld voor mensen zonder eigen woning, met een laag inkomen of die sociaal geïsoleerd zijn. 

De beschikbare bouwgrond in de stad wordt echter steeds schaarser, wat leidt tot sterke concurrentie tussen woningbouwprojecten (meestal private projecten) en de bescherming van groene ruimtes en biodiversiteit. Wanneer er verschillende visies zijn op de toekomst van een terrein, ontstaan er vaak conflicten tussen institutionele actoren of vanuit de gemeenschap. Dit geldt vooral voor sociale woningbouwprojecten, zelfs op openbare percelen die eigendom zijn van de SLRB en specifiek bestemd zijn voor dit soort woningen. 

Geografie van conflicten rondom sociale woningbouw

Dit artikel richt zich op sociale woningbouwprojecten die geblokkeerd zijn door lokale conflicten, vaak aangewakkerd door omwonenden en ondersteund door lokale overheden. De onderstaande kaart toont in het rood de locaties van deze conflicten: projecten voor sociale woningbouw op openbare percelen die bedoeld zijn voor dit doel, maar toch verzet oproepen. Deze conflicten komen slechts voor bij een minderheid van de projecten, zoals blijkt uit het hoge aantal gele cirkels (projecten zonder gestructureerd verzet) op de kaart. 

Deze kaart is tot stand gekomen door een database op te stellen van sociale woningbouwprojecten van de Société Régionale de la Région de Bruxelles-Capitale (SLRB), de grootste ontwikkelaar van sociale woningen in de regio. Door zoekopdrachten in verschillende databanken (zoals Europress en het Centrum voor Documentatie van Inter-Environnement Bruxelles) en op internet, werden conflicten rondom elk project geïdentificeerd. De verkregen gegevens, hoewel beperkt tot openbaar toegankelijke informatie, maakten het mogelijk om een gedetailleerde kaart te maken en de locatie van de projecten verder te analyseren. Daarnaast werden ook gegevens verzameld over de grondbezitstatus van de projecten, de betrokken actoren en de gebruikte argumenten. 

Figuur 1. Projecten voor de bouw van publieke sociale woning, naar hun conflictueuze aard, 2003-2022  

Opmerking: de projecten betreffen hoofdzakelijk de bouw van sociale huurwoningen (4.656 woningen), maar ook middelgrote huurwoningen (1.091 woningen). Woningen in middelgrote eigendomsvorm (528 woningen beheerd door CityDev) worden parallel aan sommige projecten ontwikkeld, maar zijn hier niet meegerekend. Daarnaast was het type project voor 387 woningen niet gespecificeerd. Ten slotte is het belangrijk op te merken dat sommige projecten inmiddels zijn geëvolueerd. Zo is het project “Verrerie” in Vorst geëvolueerd van 137 woningen van een niet-gespecifieerd type (volgens de website van de SLRB) naar 96 sociale woningen.  

 De gegevensverzameling bracht sinds 2003 in totaal 105 woningprojecten aan het licht, sommige via aankoop (waarbij de SLRB een woning overneemt van een privéontwikkelaar) en andere via nieuwbouw. In totaal werd in 19 nieuwbouwprojecten een conflict vastgesteld (aangeduid in het rood, waarbij de grootte overeenkomt met het oorspronkelijk aantal woningen van het project). Het totaal aantal woningen dat geblokkeerd is of nog steeds geblokkeerd wordt door een conflict op gemeentelijk niveau bedraagt 2.254, op basis van de oorspronkelijke projectaantallen. Wat betreft de 86 projecten waarbij geen conflict werd vastgesteld (aangeduid in het geel), gaat het om in totaal 4.722 woningen. 

De locatie van deze conflicten is behoorlijk veelzeggend in relatie tot de sociale geografie van Brussel. De overgrote meerderheid van de conflicten is geconcentreerd in het zuidoostelijke kwadrant van de stad, met name in de meest perifere wijken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Hoewel er enkele conflicten zichtbaar zijn in de westelijke kroonwijken, werd er geen enkel conflict vastgesteld in de centrale, populaire wijken, met name langs het kanaal, waar toch heel wat projecten plaatsvonden. 

Een kwantitatieve analyse bevestigt deze visuele indruk: conflicten doen zich gemiddeld voor in wijken met een lagere bevolkingsdichtheid dan andere projecten en met een hoger aandeel groenvoorzieningen. Met andere woorden, de conflicten concentreren zich in meer open wijken, met meer tuinen en groen. Ze zijn ook gelegen in wijken met hogere inkomens, een hoger aandeel eengezinswoningen en meer eigenaar-bewoners. De hypothese die we dus kunnen stellen is dat de oppositie tegen sociale woningprojecten vooral komt van welvarendere bevolkingsgroepen die in een aangenamere groenere omgeving wonen en die hun leefomgeving willen behouden. 

 


Figuur 2. Lokale kenmerken geassocieerd met conflicten rond publieke sociale woningprojecten 
 

Opmerking: deze grafiek deelt de gegevens op in kwartielen, wat betekent dat ze de drie waarden identificeert die de verdeling van de gegevens in vier gelijke delen opsplitsen. Op die manier toont de grafiek de spreiding van de waarden. Het gemiddelde wordt aangeduid met een kruisje. Elk project is gekoppeld aan een wijk. De gegevens zijn afkomstig van de Monitoring des Quartiers (Wijkmonitoring). 

 Argumenten tegen bouw sociale woningen 

De vraag is dan welke argumenten naar voren worden gebracht door de betrokkenen, in het bijzonder de tegenstanders van de bouwprojecten. Ten eerste moet worden opgemerkt dat in de overgrote meerderheid van de conflicten (17 van de 19) de verdediging van een bestaand groengebied centraal staat in het verzet. Deze groengebieden zijn niet officieel als zodanig opgenomen in het Bijzonder Bestemmingsplan (BBP); ze zijn tijdelijk ingericht of zijn spontaan ontstaan (braakliggende terreinen) op bouwgronden in afwachting van bebouwing. In de gevallen die ons interesseren, verwijst de term ’groengebied’ voornamelijk naar openbare ruimtes die ofwel beplant zijn ofwel overwoekerd door vegetatie: kleine parken, beboste zones, braakliggende terreinen en gronden die worden gebruikt voor landbouw (een monoteeltveld voor het project Dames Blanches en een stadslandbouwproject in het Chant des Cailles).

Het Hap-project in Etterbeek bevindt zich bijvoorbeeld op een klein, nog onbebouwd perceel waarop een park is aangelegd, met toestemming van de gemeente, in afwachting van de start van de bouwwerkzaamheden voor een project van 12 woningen. Buurtbewoners pleiten daar voor het behoud van de natuur in hun wijk en verzetten zich tegen het project om het gebruik van hun tijdelijke park te behouden [1]. De argumenten kunnen dus verband houden met een bredere problematiek rond de noodzaak om bomen, natuurlijke ruimtes en biodiversiteit te beschermen.

In zeven conflicten werd ook een probleem geïdentificeerd dat verband houdt met overstromingsrisico’s. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het project Keyenbempt, dat zich nog in een beginfase bevindt in Ukkel [2]. Het gaat om een terrein, aangekocht door de BGHM, gelegen in een moerassige groene zone waar ook volkstuinen zijn aangelegd. In een petitie die 3.500 handtekeningen verzamelde, klagen tegenstanders van het project aan dat het terrein in een overstromingsgevoelig gebied ligt en dat Brussel ’genoeg leegstaande gebouwen telt om te vermijden dat dit waardevolle stuk natuur onder beton verdwijnt.’ [3] 

Bij tien van de negentien conflicten wordt daarnaast ook het verzet tegen de projecten gemotiveerd door vragen rond sociale mix. Het vaakst gehoorde argument is het verzet tegen de bouw van grote complexen sociale woningen, waarbij de vrees voor het ontstaan van getto’s wordt geuit. Zo konden we bijvoorbeeld bij het project Ernotte, met 316 woningen en intussen voltooid in Elsene, in de pers lezen over de bezorgdheden van bewoners. Die hielden verband met een al grote concentratie van sociale woningen in de omliggende wijken van Watermaal-Bosvoorde en met angst voor onveiligheid [4]. In sommige gevallen worden sociale huurders negatief bekeken, zoals bij het project Mettewie in Molenbeek in 2005 (nu afgerond), waar bewoners spraken over onveiligheidsrisico’s [5]. In andere gevallen komt ook de wens naar voren om middenklassengezinnen aan te trekken, zoals bij het project Brel, eerst voorzien voor 100 woningen en nog steeds in ontwikkeling in Sint-Lambrechts-Woluwe. In dit geval vragen de gemeente en de buurtbewoners dat de helft van het project wordt voorbehouden voor middenklassewoningen [6]. De gemeente legt daarbij uit dat ’het aantal middenklassewoningen in verhouding tot sociale woningen op het grondgebied van de gemeente moet toenemen, om aan de lokale noden over sociale mix te beantwoorden.’ [7] Zoals steeds stelt dit argument de vraag naar de schaal waarop men sociale mix begrijpt. Door sociale mix te bepleiten op het niveau van de nieuwgebouwde woningen, vergeet men vaak dat de bouw van sociale woningen in welgestelde stadswijken juist bijdraagt aan sociale mix op het niveau van de wijk of de gemeente. 

Conclusie 

Aan het einde van dit overzicht van de conflicten rond de bouw van sociale woningen, bevestigt de inventaris het belang van strijd om het gebruik van grond, ook al stuiten de meeste projecten van de SLRB niet op grote tegenstand. Deze conflicten kunnen worden geïnterpreteerd als klassenstrijd, waarbij sociale groepen met uiteenlopende belangen tegenover elkaar staan. Ze doen zich voornamelijk voor in de groenere en rijkere wijken, waar het aandeel eengezinswoningen en eigenaar-bewoners hoger ligt dan het gemiddelde in Brussel. De lagere inkomensklassen die mogelijk zouden profiteren van deze woningen, komen zelf echter niet in beweging. Hun belangen worden verdedigd door institutionele structuren en politieke partijen. Toch is die steun voor mensen die op een woning wachten vaak halfslachtig, aangezien een aantal projecten is teruggeschroefd, soms zelfs preventief — om conflicten te vermijden. 

Steeds vaker botsen voorstanders van sociale huisvesting met milieubeschermers, ook al wordt het argument van sociale mix eveneens door tegenstanders van SLRB-projecten aangehaald. Naast lokale milieukwesties beroept de tegenstand zich op bredere ecologische argumenten zoals de bescherming van biodiversiteit of het tegengaan van de verharding van de bodem — bijvoorbeeld door te pleiten voor een bouwstop — terwijl men tegelijkertijd hoopt toch mensen in nood te kunnen huisvesten [8]. De bebouwing van kleine stukjes natuur in de stad wordt gezien als een bedreiging voor de planeet, ongeacht het doel van die bebouwing. Deze universele benadering van lokale leefomgevingskwesties zorgt echter voor verwarring: op grotere schaal biedt een rechtvaardige en niet-speculatieve verdichting van steden namelijk een veel beter antwoord op ecologische uitdagingen dan het “verluchten” ervan ten voordele van enkelen. Verdichting helpt om versnippering van natuurlijke gebieden tegen te gaan, vermindert verplaatsingsafstanden en maakt infrastructuur efficiënter bruikbaar. Toch moet worden erkend dat de relatie tussen stedelijke verdichting en het behoud van biodiversiteit complex is. Anders gezegd: het lokale ecologische argument tegen verharding (van een paar percelen) botst met de ecologische noodzaak om steden te verdichten om zo natuur- en landbouwgronden rond de stad te vrijwaren. In sommige gevallen erkennen tegenstanders van bebouwing deze contradictie en wijzen ze op alternatieven voor bouwen op beschikbare gronden. Ze pleiten dan voor “de stad op de stad bouwen”, wat ook het hergebruik van leegstaande woningen en kantoren inhoudt. Over leegstaande woningen circuleren al sinds de jaren 1990 cijfers tot wel 30.000 voor het Brussels Gewest, maar die zijn nooit serieus onderbouwd. Vaak gaat het om woningen in renovatie of ontoegankelijke panden, zoals verdiepingen boven winkels zonder aparte toegang. Het werkelijke aantal ligt waarschijnlijk onder de 30.000, en zelfs als men erin zou slagen de juridische obstakels te overwinnen (waarbij het eigendomsrecht ter discussie moet worden gesteld), dan nog zou dat cijfer ruim onvoldoende zijn om de woningcrisis in Brussel op te lossen [9]. Wat leegstaande kantoren betreft, ligt het grootste obstakel in de financiële haalbaarheid. De projecten die tot nu toe zijn gerealiseerd, bevinden zich hoofdzakelijk in het luxesegment. In alle gevallen zijn de terreinen bovendien niet in handen van de overheid, waardoor ze moeten worden aangekocht — wat de kostprijs van dergelijke projecten aanzienlijk doet stijgen.