Verplaatsingen van vrouwen en onveiligheidsgevoel in Brussel: percepties en strategieën
9 december 2016
Vertaling naar het Nederlands:
Marie-Eve Cosemans
Dit artikel is gebaseerd op een artikel dat oorspronkelijk verscheen in het elektronisch wetenschappelijk tijdschrift Brussels Studies
In 2011 vestigde een onderzoek met als titel ’Victimation et sentiment d’insécurité en Ile-de-France’ de aandacht op hoe verschillend mannen en vrouwen het veiligheidsgevoel ervaren bij hun verplaatsingen. Volgens dit onderzoek zou 43,4% van de vrouwen zich angstig voelen in de metro, tegen 19,1% van de mannen [1]. Dat mannen en vrouwen dit gevoel dus overduidelijk verschillend ervaren, toont een ongelijke asymmetrische relatie tussen de geslachten. Deze problematiek is nog maar weinig onderzocht in Brussel. Daarom wil dit artikel een bijdrage leveren aan een beter inzicht in hoe vrouwen de Brusselse ruimte gebruiken en beleven.
Près de la gare du nord à Bruxelles / In de buurt van het Noordstation in Brussel - Vincent Girès
Het onveiligheidsgevoel van vrouwen in Brussel
Verschillende studies handelen over het duidelijke verschil tussen het onveiligheidsgevoel en de ’reële’ onveiligheid van vrouwen. Reeds in 1992 merkte Elizabeth Stanko op dat slachtofferonderzoeken aantonen dat jonge mannen het meest blootgesteld zijn aan geweld in de openbare ruimte, maar dat vrouwen gemiddeld drie keer meer laten blijken dat ze angst hebben voor misdrijven [2]. Dit verschil roept vragen op over het verband tussen het onveiligheidsgevoel en de vrouwelijke identiteit. Het onveiligheidsgevoel lijkt immers het resultaat van een ingewikkeld proces: het is zowel het gevolg van reële agressie tegen vrouwen die vaak aan de statistieken ontsnapt omdat het niet bij de politie wordt aangegeven, als het resultaat van verinnerlijking van de veronderstelde kwetsbaarheid van vrouwen.
Het onderzoek dat in dit artikel wordt voorgesteld, is gebaseerd op een semi-directief individueel gesprek met tien vrouwen die wonen en zich verplaatsen in Brussel [3].
Zich verplaatsen met een onveiligheidsgevoel
Het onveiligheidsgevoel schuilt op verschillende niveaus en in verschillende graden van ’intensiteit’ in de verplaatsingen van vrouwen. Het kan ertoe leiden dat vrouwen de mobiliteit opgeven. De angst ’immobiliseert’ hen op bepaalde uren, in bepaalde plaatsen of wanneer ze zonder gezelschap zijn. Meestal hangen deze drie aspecten samen. Om bijvoorbeeld een nachtelijke terugkeer te vermijden zonder daarom een activiteit op te geven, treffen sommige respondenten specifieke organisatorische maatregelen om deze verplaatsing tot de volgende dag uit te stellen, wanneer het weer licht is:
Ik heb een vriendin die in de wijk woont en omdat het een lange weg terug is, vraag ik vaak om bij haar te mogen slapen wanneer er een feestje is. (Sarah, 23 jaar)
Sommige vrouwen sluiten een traject te voet uit. Zelfs als een verplaatsing te voet volkomen haalbaar is, worden de uitgaansuren beperkt tot de laatste metro of laatste bus:
Niet dat ik vermijd om uit te gaan, bij mijn vriendin gaan eten bijvoorbeeld, maar ik keer noodgedwongen met de laatste metro terug. […] Om te voet terug te keren, moet ik langs het Zuidstation, en dat zou ik alleen nooit doen. (Valentina, 32 jaar)
Begeleiding kan een voorwaarde sine qua non worden om deel te nemen aan een evenement of een activiteit. Deze beperking heeft zware gevolgen: het is een verlies van autonomie, dat enkel door bijkomende organisatorische inspanningen gecompenseerd kan worden.
Een andere moeilijkheid waar vrouwen mee te maken krijgen, vloeit voort uit de noodzaak die ze voelen om trajecten en verplaatsingen strategisch te kiezen om zo potentiële ongemakken en gevaren te omzeilen. Uit angst kiezen vrouwen voor bepaalde trajecten en vermijden ze er andere, wat betekent dat er omwegen gemaakt worden om steegjes of bepaalde metrostations te vermijden. Eveneens opmerkelijk is de strategische positionering in de nabije ruimte op het moment van de verplaatsing. Uit de gesprekken blijkt dat vrouwen in een kleine ruimte de nabijheid van bepaalde elementen opzoeken, zoals groepen personen die op hetzelfde moment de metro verlaten.
Ik begeef mij niet in hun directe nabijheid maar blijf wel in hun zicht. Ik probeer even snel te stappen om dezelfde afstand te bewaren om niet achter te blijven. (Françoise, 50 jaar)
Anderen daarentegen vermijden de gevreesde plaatsen of personen door ze te ontwijken, wat zich subtiel uit door bijvoorbeeld van trottoir te veranderen. Guy Di Méo heeft het over de ’onzichtbare muren’ die opgetrokken worden en zo ruimtes afbakenen die toegankelijk zijn voor vrouwen [4]. Zo worden de keuze van het traject, de verplaatsing en de positionering bepaald door het onveiligheidsgevoel, waardoor zich een geografie van stadsverplaatsingen aftekent die specifiek is voor vrouwen.
Opmerkelijk is dat de mogelijkheid om het gedrag aan te passen aan de angst voor verplaatsingen zeer afhankelijk is van de sociale vaardigheden van de persoon zelf, maar ook van hun economische bestaansmiddelen die bepalen tot welke vervoersmiddelen ze toegang hebben (denk maar aan een abonnement of een eigen auto bijvoorbeeld). Om hun dagelijkse mobiliteit te regelen, laten sommige vrouwen het onveiligheidsgevoel meespelen bij de keuze van hun woonplaats:
Stel, ik bezoek een bepaald appartement om er te wonen, en wanneer ik naar het adres kijk dan denk ik "ja maar kijk, wanneer je ’s avonds laat naar huis gaat en je ziet de straat die ik door moet... (Françoise, 50 jaar)
Dergelijke overwegingen veronderstellen dat de keuze van de woonplaats niet alleen te toetsen valt aan het criterium van de vastgoedprijzen, maar ook aan die van een voorafgaandelijke cartografie van ’zekere’ verplaatsingen.
Houding en interactie in de stedelijke ruimte
Ook al is het minder zichtbaar op geografisch niveau, toch blijkt uit de getuigenissen dat de impact van het onveiligheidsgevoel op houding en interactie in de stedelijke ruimte niet te onderschatten is. Zich in de openbare ruimte begeven met een gevoel van onveiligheid, betekent een gebied binnendringen dat als dreigend wordt ervaren, en waarin stilstaan en de aandacht trekken uit den boze zijn. De houding en het voorkomen zijn aspecten die veranderd worden door de verplaatsingswijze van vrouwen. In deze strategieën wordt de vrouwelijke identiteit gedeeltelijk verhuld door kledij die ’neutraal’ is, wat zo weinig vrouwelijk mogelijk betekent. Deze strategieën worden niet noodzakelijk als doeltreffend beschouwd, maar zij tonen in ieder geval aan dat vrouwen verinnerlijken wat hen kwetsbaar maakt, met name hun vrouwelijke identiteit. Deze kwetsbaarheid kan eveneens gecompenseerd worden door het tonen van kracht en moed: ’met vastberaden blik’, ’de indruk geven dat ik weet waar ik heenga, ook al is dit niet het geval“ (Judith, 27 jaar), ’tonen dat ik mijn weg volg en dat ze mij niet moeten lastigvallen” (Anne, 30 jaar), ’boos kijken, met harde blik’ (Rika, 45 jaar)… Het belangrijkste is om mannelijke aandacht te vermijden, wat blijkbaar de eerste uitnodiging is voor ongewild contact, door ontoegankelijkheid te veinzen. We moeten hierbij benadrukken dat deze houding ingegeven wordt door noodzaak, en tegelijk contacten uitsluit die op zich welkom zouden kunnen zijn.
Die houdingen jegens anderen hangen samen met volledig innerlijke spanning, namelijk de ideeën, gedachten en emoties die het gevoel van onveiligheid voeden. Alertheid is de uitdrukking van anticipatie op een op handen zijnd gevaar waartegen men zich moet beschermen. Op elk moment staat men klaar om te reageren en zich te verdedigen wanneer een omgeving als onveilig wordt aangevoeld. Zich fysiek beschermen met verdedigingsmiddelen is in dit geval geruststellend en is ook een mentale bewapening:
Wanneer ik mij niet op mijn gemak voel, neem ik mijn sleutels tussen mijn vingers. (Rika, 46 jaar)
De indruk dat de omgeving permanent in het oog moet gehouden worden, maakt deel uit van deze staat van paraatheid. De vrouwen beweren op hun hoede te zijn door de tegenligger te analyseren, door naar de echo’s van stemmen te luisteren wanneer zij door een gang moeten of door over hun schouder te kijken. Sommige spreken expliciet over ’angst“ of ’schrik’ ten gevolge van ’stress’ of over het wantrouwen dat ze voelen op een bepaald moment of bepaalde plaats tijdens hun verplaatsing.
Deze ingesteldheid die gepaard gaat met de verplaatsingen van vrouwen is een rem op het stadsleven waarvan niet ten volle genoten kan worden.
Waarneming van de mannelijke aanwezigheid in het stadsmilieu
In de anonimiteit die eigen is aan de stedelijke omgeving, proberen vrouwen om onder de onbekenden die hun wegen kruisen potentiële agressors te identificeren. Wat de als onveilig aangevoelde aanwezigheid gemeenschappelijk heeft is de mannelijke identiteit. De ruimte wordt op zeer verschillende wijze gezien en beleefd al naargelang hij op exclusieve wijze door mannen wordt bezet of met vrouwen wordt gedeeld. Deze vrees houdt gedeeltelijk verband met het feit dat, in tegenstelling tot de vrouw, de man als potentiële seksuele agressor wordt gezien, aangezien aanranding een misdrijf is dat in het bijzonder door vrouwen wordt gevreesd. Het is in die zin dat de man in zijn bedreigend mannelijke aspect wordt ervaren, en de vrouw geruststelt louter door haar aanwezigheid, die de mannelijke dominantie van de ruimte tempert.
De kracht van het idee van zwakheid: vrouwelijke kwetsbaarheid tegenover mannelijke agressiviteit
Uit de getuigenissen van de vrouwen blijkt dat zij zich goed bewust zijn van hun ingebeelde angst: ’films die zich in mijn hoofd afspelen’ ’dat gebeurt enkel in mijn hoofd’, ’dat is puur psychologisch’… Het gevoel van onveiligheid dat de oorzaak van dit gedrag vormt, wordt dan als een zuiver psychologisch proces voorgesteld. De verantwoording van gedrag dat klaarblijkelijk ’irrationeel’ of verdreven wordt afgedaan, wordt door sommigen als een persoonlijke karaktertrek gezien: ’ik ben onnozel’, ’ik ben paranoïde’, ’ik ben altijd al zo geweest’... Maar het is duidelijk dat angst geen individuele karaktertrek is, maar een gedeelde ervaring. Wat is de uitleg voor dit idee van permanent gevaar ten aanzien van de man en het (gevoelde) onvermogen van de vrouw om zich in geval van agressie te verdedigen? De mannelijke dominantie, en de manier waarop die wordt opgelegd en ondergaan, is het resultaat van een ’symbolisch geweld’ dat, in tegenstelling tot lichamelijk geweld, is gebaseerd op de ’erkenning“ van de gedomineerde van zijn minderwaardigheid. Dit proces leidt ertoe dat de gedomineerde zijn staat van onderwerping aanvaard, zodat deze relatie zich verder installeert en duurzaam wordt. Door vrouwelijke kwetsbaarheid te koppelen aan haar lichaam, aan haar ’aard’, wordt de sociale relatie niet in vraag gesteld, wat bijdraagt aan het voortbestaan van de perceptie van de vrouw als het zwakke en kwetsbare geslacht.
Mogelijke antwoorden om de dagelijkse mobiliteit van vrouwen in Brussel te verbeteren
Heel wat programma’s voor stedelijke inrichting trachten tegemoet te komen aan de problematiek van de onveiligheid van vrouwen en de ongelijke verdeling van de openbare ruimte tussen de seksen. In Brussel voert de vereniging Garance veldonderzoeken uit om vervolgens de vele binnengekomen voorstellen om de openbare ruimte voor de vrouwen meer toegankelijk te maken te verspreiden [5]. Enkele experimenten houden rekening met het opduikende vrouwelijke standpunt in de inrichting van de openbare ruimte. De infrastructurele (beleids)maatregelen mogen echter het feit niet verdoezelen dat het onveiligheidsgevoel van vrouwen een fundamenteel gevolg is van de ongelijke sociale relatie tussen de seksen die onze maatschappij nog steeds kenmerkt en structureert.
Voetnoten
[1] IAU ÎdF, 2011. Onderzoek ’Victimation & sentiment d’insécurité en Île-de-France’ uit 2011 : eerste resultaten. Parijs: Institut d’Aménagement et d’Urbanisme Île de France.
[2] STANKO, Elizabeth. A., 1992. The Case of Fearful Women: Gender, Personal Safety and Fear of Crime. Women and Criminal Justice. 1992. Vol. 4, pp. 117-135.
[3] De keuze van de onderzochte vrouwen gebeurde in functie van de diversifiëring van de profielen, om een waaier van getuigenissen te verzamelen die waarvan de eventuele parallelen belicht worden. Deze beoogde verscheidenheid betreft zowel de leeftijd (van 23 tot 56 jaar), het geboorteland (België: 5, Frankrijk: 2, Italië: 1, Turkije: 1, Roemenië: 1) als het beroep (bediende, werkzoekende, studente, huismoeder,…) als de gezinstoestand (gehuwd of niet, met of zonder kinderen).
[4] DI MÉO, Guy, 2011. Les murs invisibles. Femmes, genre et géographie sociale. Parijs: Armand Colin.
[5] ZEILINGER, Irene; CHAUMONT, Laura, 2012. Espace public, genre et sentiment d’insécurité. Brussel: Garance vzw.