Feminisering van sportieve ruimten
26 augustus 2024
Dit artikel is een herpublicatie van het artikel dat eerst verscheen op 30 december 2016
Dit artikel verscheen eerder in AGORA in het themanummer ’Sport’ (2015-1) en maakt deel uit van een samenwerkingsverband tussen Ongelijkheid.be en AGORA. Voor meer informatie over AGORA kan u terecht op de website http://www.agora-magazine.nl/.
Sportdeelname is al lang geen louter mannelijke aangelegenheid meer. De algemene sportdeelname van mannen en vrouwen is ongeveer even groot. Niettemin bestaan er nog steeds genderspecifieke mechanismen van sociale in- en uitsluiting in diverse sportieve ruimten zoals op voetbalvelden, in zwembaden en in fitnesscentra.
Joseph Gilbert @flickr.com - CC-by-nc-nd
De ontwikkeling van de moderne sport was aanvankelijk vooral gericht op jonge mannen uit de gegoede burgerij. Vandaag de dag wordt vrijwel iedereen geacht sportief te zijn en zijn er veel meer mogelijkheden door verbreding van sportieve activiteiten (meer recreatieve bewegingsactiviteiten) en meer sportieve ruimten en sportaanbieders (sportpleintjes, parken, fitnesscentra). Sport is echter nog steeds een sociale arena waarin maatschappelijke ongelijkheden zowel weerspiegeld als ter discussie gesteld worden. Sport bindt en onderscheidt via ‘eigen’ regels van sportiviteit en rechtvaardigheid waarbij maatschappelijke ongelijkheden tijdelijk buitenspel lijken te worden geplaatst. Ook in hedendaagse sportieve ruimten vindt naast binding en integratie, echter spiegeling of versterking van maatschappelijke ongelijkheden plaats. Zo kent het professionele mannenvoetbal nog geen openlijke homoseksuele spelers en geschiedt besluitvorming in de sport vooral door witte mannen. De algemene sportdeelname van mannen en vrouwen is ongeveer even groot. Specifieke sportieve ruimten laten tevens duidelijke mechanismen zien van sociale in/uitsluiting naar gender en andere sociale statusposities.
Feminisering van het voetbalveld?
Kijk eens op een willekeurig trapveldje in een dorp of in een sportkooi of fancy speelveld in een grote stad. De gebruikers zijn over het algemeen jonge jongens met uiteenlopende etnische achtergronden, sterk bepaald door de sociale signatuur van de wijk. Af en toe speelt er eens een meisje mee, vooral vaardige voetbalsters. Als er meer meisjes rondhangen bij deze openbare sportieve ruimten, dan is het meestal ‘langs de lijn’. Of als er, onder begeleiding, aparte speeltijd is gereserveerd voor meisjes of gemengde groepen. Misschien ook niet zo raar als je bedenkt dat vrouwenvoetbal pas sinds 1971 officieel onderdeel is van de Europese en daarmee ook de nationale voetbalbonden. Omdat vrouwen niet zouden kunnen voetballen en omdat het schadelijk zou zijn voor ze, mochten meisjes en vrouwen niet meedoen en wilden ze dat vaak ook zelf niet. Daar is de afgelopen decennia wel enige verandering in gekomen. Voetbal is inmiddels een van de meest populaire sporten onder (migranten)meisjes en de meeste ouders vinden voetbal ook een prima sport voor hun dochters.
Toch is het voetbalveld(je) nog steeds een sterk gegenderde ruimte. Dat geldt niet alleen voor de toegankelijkheid van openbare trapveldjes voor meisjes. Steeds meer voetbalverenigingen kennen inmiddels een vrouwenafdeling, maar ze komen qua faciliteiten en aandacht nog vrijwel overal ‘op de tweede plaats’. De media-aandacht is groeiende, maar nog steeds marginaal en in tegenstelling tot het mannenvoetbal, sterk afhankelijk van internationale prestaties van het nationale team en van ‘mooie koppies’.
Strijd om zwemuren voor moslimvrouwen
Waar voetbal pas sinds kort als ‘geschikte‘ sportactiviteit voor vrouwen wordt gezien, is zwemmen dat al veel langer. Lange tijd was hadden veel openbare zwembaden ook aparte vrouwenuren, zonder enige publieke ophef. Aan het eind van de vorige eeuw werden gesegregeerde zwemuren voor vrouwen echter onderwerp van de publieke discussie, vooral betreffende de gesubsidieerde zwemuren voor islamitische meisjes en vrouwen. In Nederland, vanwege de meervoudige achterstandsituatie van veel islamitische vrouwen troffen veel grootstedelijke zwembaden met subsidies speciale maatregelen om de toegankelijkheid voor deze groep te vergroten. Op speciale vrouwenuren was alleen vrouwelijk personeel aanwezig en werden eventuele glazen wanden afgeschermd om inkijk van mannen tegen te gaan. Mede door een veranderend politiek klimaat, leidde de overheidssteun voor aparte zwemuren voor allochtone vrouwen steeds vaker tot discussie.
Veel tegenstanders vinden aparte zwemuren een voorbeeld van segregatie. Maar evenzeer kan gesteld worden dat het niet verlenen van overheidssteun voor het (leren) zwemmen op eigen voorwaarden, volwaardige deelname van islamitische vrouwen aan de samenleving - hun integratie - belemmert. Bovendien komen reguliere sportsubsidies, zoals jeugd- en accommodatiesubsidies voor verenigingen, voornamelijk ten goede aan autochtone jongens en mannen omdat zij het meest in clubverband actief zijn.
Door het verdwijnen van publieke middelen is de toegankelijkheid van openbare vrouwenuren voor islamitische vrouwen beperkt en zijn zij meer aangewezen op verenigingsuren van islamitische zelforganisaties. Hoe minder rekening zwembaden en gemeenten houden met de wensen van islamitische vrouwen tijdens openbare vrouwenuren, des te kleiner is de kans op etnische menging en uitwisseling van zwemgewoonten en het gezamenlijk overwinnen van watervrees of angst voor de etnische ander. Niettemin vervullen islamitische zwemverenigingen ook een positieve rol binnen maatschappelijke integratie en emancipatie. Behalve het bieden van zwemplezier en ontspanning dragen ze bij aan meer zwemvaardige burgers en islamitische zweminstructrices en een multicultureler gebruik van publieke sportaccommodaties.
Fit, slank en sterk
Voetbalvelden en zwembaden vormen al sinds eind 19de eeuw belangrijke ruimten voor sportdeelname en sportieve recreatie. Van de marginale mannelijke krachthonken van weleer, zijn fitnesscentra pas de afgelopen decennia uitgegroeid tot een van de grootste sportaanbieders. Fitness sluit aan bij bredere maatschappelijke ontwikkelingen, gericht op een gezonde leefstijl, een slank en vitaal uiterlijk, en de verwezenlijking van persoonlijke doelen. Met de toenemende populariteit van fitnessactiviteiten steeg ook het aantal fitnesscentra sterk. Het niet-competitiegerichte beweegaanbod, de flexibeler openingstijden en lidmaatschapsopties en de vluchtiger sociale interacties vergeleken met sportverenigingen sluiten aan bij een grote groep sportconsumenten.
Groepen die in de verenigingssport zijn ondervertegenwoordigd zoals vrouwen en homoseksuele mannen, blijken juist oververtegenwoordigd in fitnesscentra.
Fitnessactiviteiten als geheel richten zich op een redelijk uniform, gender- en leeftijdsonafhankelijk lichaamsideaal: fit, slank en gespierd. Tegelijkertijd zijn de specifieke activiteiten en diverse ruimten ook hier duidelijk gegendered. Vrouwen zijn vaker actief in groepslessen op muziek, waarbij de nadruk gelegd wordt op afvallen en een, voor mannen, seksueel aantrekkelijk uiterlijk (‘sexercise’, ‘exersex’ en ‘buik-borsten-billen’-klasjes). Tegenover het vrouwelijke bodyshaping staat het mannelijke bodybuilding, vooral om breedgeschouderd te worden. Vergeleken met de wedstrijdgebonden rivaliteit in sportclubs is in fitnesscentra eerder sprake van een ‘stille’ uiterlijke strijd, hoewel ook schreeuwend expliciet in seksistische marketingcampagnes. Dat gegenderde marketingbeloften van een gezondheid, fit en sexy lichaam niet zo eenvoudig te verwezenlijken zijn, heeft velen een fitnesslidmaatschap weer snel doen opzeggen.
Tot slot
De openbare ruimte is van iedereen, maar van sommigen een beetje meer dan van anderen. Dat geldt ook voor openbare en private sportaccommodaties. Alle mensen hebben het recht op toegankelijke sportdeelname, maar niet alle sportieve ruimten zijn voor iedereen even toegankelijk. Mogelijkheden om mee te doen aan sport en zich ergens ‘thuis’ te voelen zijn nog steeds deels verschillend voor mannen en vrouwen en eveneens gerelateerd aan andere sociale statusposities, zoals klasse, etniciteit en seksuele voorkeur. Ik pleit dan ook voor voortgaande feminisering van en sociale inclusie in sportieve ruimten, zowel qua deelname als in de organisatie en besluitvorming.