Afdrukbare versie van dit artikel Afdrukbare versie

Opleiding Gezondheid

Geen terugbetaling van logopedie voor kinderen met een laag IQ

16 januari 2017 Thomas Dabeux
Vertaling naar het Nederlands: Saskia Smeets

Pas de licence spécifique (droits par défaut)

Recente studies toonden aan dat de Belgen over het algemeen tevreden waren over hun gezondheidszorg. Deze Belgen zijn ongetwijfeld geen ouders van kinderen met een verstandelijke beperking. Want als er inderdaad een hardnekkige ongelijkheid is in onze huidige gezondheidszorg, is dat wel in het verschil in behandeling voor de terugbetaling van logopediebehandelingen. Deze terugbetaling is verschillend voor kinderen met een IQ hoger dan 86 en zij van wie het IQ deze grens niet bereikt. Degenen met een hoger IQ profiteren van het terugbetalingssysteem van de sociale zekerheid terwijl wie een lager IQ heeft wordt uitgesloten.

Als een kind of een volwassene een spraakprobleem heeft, kan hij een specialist raadplegen die een diagnose zal vaststellen, hem zal doorverwijzen en hem logopediebehandelingen zal voorschrijven, indien nodig. De patiënt kan nadien een dossier indienen bij zijn ziekenfonds om te kunnen genieten van een terugbetaling van de voorgeschreven behandelingen. Dat is de “klassieke” procedure.

Toch eist het ziekenfonds bovenop de algemene, vereiste documenten een IQ-test als het gaat om enkele specifieke problemen zoals spraakmoeilijkheden en taalontwikkelingsstoornissen [1]. Op deze manier wordt er bepaald of de patiënt al dan niet recht heeft op terugbetaling. Indien de begunstigde van de behandelingen niet hoger scoort dan 86, komt zijn ziekenfonds niet tussen.

Vooraleer we het discriminerende karakter van zo’n criterium in vraag stellen, proberen we eerst de oorsprong ervan te begrijpen.

Geschiedenis

Vanaf 1996 werd het criterium “IQ” gebruikt door de sociale zekerheid [2]. Voornamelijk om budgettaire redenen, maar ook om de zorg te verdelen over multidisciplinaire behandelingen (waaronder zowel logopedie als andere verzorging) en behandelingen die enkel te maken hebben met logopedie. Gezien het “logopediebudget” van de sociale zekerheid afhangt van een gesloten enveloppe, zijn er criteria opgesteld om dat budget te kunnen controleren. Het IQ stelt dus als het ware een “financieel alibi” voor. Om een idee te krijgen van de omvang: het logopediebudget bestond in 2013 uit €83.000.000.

Doelpubliek

Ook al heeft niet iedereen logopedie nodig, toch treft deze grens een aanzienlijk percentage van de bevolking, vermits 16% van de bevolking een IQ onder 86 heeft. Deze grens raakt niet enkel de mensen met een verstandelijke beperking (IQ onder 75), maar ook het deel van de bevolking dat valt onder de categorie “zwakke intelligentie”.

Verantwoording van het IQ-criterium

Het eerste argument om een terugbetaling van logopediebehandelingen niet toe te laten is, zoals we al gezien hebben, van budgettaire aard. Een tweede argument van de commissie die verantwoordelijk is voor deze vraag binnen de sociale zekerheid, is eerder van wetenschappelijke aard. Studies zouden aantonen dat logopediebehandelingen alleen niet volstaan bij de behandeling van mensen met een IQ lager dan 86. In deze gevallen zou een multidisciplinaire behandeling beter zijn (logopedie, kinesitherapie…). Het derde argument is dat er specifieke structuren bestaan die gericht zijn op personen die uitgesloten worden van het normale systeem, namelijk: gespecialiseerde onderwijsinstellingen en de Centra voor Ambulante Revalidatie (CAR), die allebei een multidisciplinaire behandeling aanbieden.

Buitengewoon onderwijs

De verantwoording van deze limiet, afhankelijk van het resultaat van de test is gebaseerd op het feit dat de kinderen met een verstandelijke beperking (gewoonlijk) naar het bijzonder onderwijs gaan. Deze scholen hebben binnen hun teams logopedisten, die verantwoordelijk zijn voor het verstrekken van behandelingen aan leerlingen.

Deze visie brengt drie grote problemen met zich mee :

  • Er is geen enkele externe controle in het buitengewoon onderwijs wat betreft de werkelijke verstrekking van de behandelingen.
  • Zo’n maatregel zorgt ervoor dat het zwakbegaafde kind in het bijzonder onderwijs vast blijft zitten, terwijl deze kinderen tegenwoordig net vaker worden geïntegreerd in gewone scholen. Het debat stelt hier natuurlijk niet de geschiktheid in vraag van het bijzonder onderwijs ten opzichte van het inclusieonderwijs in gewone scholen. Het gaat meer om de keuzevrijheid die gegarandeerd moet worden aan de families. Deze keuze zou gebaseerd moeten zijn op de bezorgdheid voor het welzijn van het kind en niet op basis van financiële redenen. Wanneer een gezin ervoor kiest zijn kind in te schrijven in een gewoon onderwijsnet zouden zij, zoals bij elk ander kind, moeten kunnen genieten van een terugbetaling van logopediebehandelingen. Dat is momenteel niet het geval. Bovendien zijn er veel kinderen van wie het IQ lager is dan 86, die naar gewone scholen gaan en die geen toegang hebben tot logopediebehandeling binnen hun school.
  • Bovendien zullen de kinderen die deze testen ondergaan zwakkere resultaten behalen als ze al spraakproblemen vertonen. Nu is het zo dat een betere toegang tot logopedie hun cognitieve en communicatieve vermogens kan helpen verbeteren waardoor ze de test onder optimale omstandigheden kunnen afleggen. De specialisten begrijpen dit probleem natuurlijk heel goed en daarom, wanneer de situatie het toelaat, richten ze zich tot meer “genereuze” testen op gebied van punten om het kind te helpen die grens van 86 te overbruggen. Maar deze regelingen kennen hun grenzen en werken slechts gedurende een bepaalde tijd.

Centra voor Ambulante Revalidatie [3]

Wie niets krijgt terugbetaald van hun verplichte verzekering voor de logopediebehandeling omwille van een te lage score op de IQ-test, kan zich wenden tot een Centrum voor Ambulante Revalidatie. De behandeling van de patiënt is hier multidisciplinair. België telt momenteel 98 centra.

Ziehier hun spreiding in Brussel en Wallonië:

De kaart laat meteen een eerste probleem zien wat betreft de geografische spreiding van de verschillende centra over het Waalse grondgebied en, in mindere mate, over het Brusselse grondgebied. Deze centra zijn namelijk of heel gering aanwezig, zelfs onbestaand in enkele provincies (Luxemburg, Namen, Waals-Brabant) of geconcentreerd in eenzelfde geografisch gebied (Henegouwen en Luik).

Bovendien kan de toegang tot deze gespecialiseerde centra een tijdje duren, in ieder geval in Wallonië, en is het nodig om vooraf in te schrijven op een wachtlijst. De wachttijd kan, in sommige centra, oplopen tot twee jaar.

Verschillende situaties in Vlaanderen en Wallonië

In de Belgische context kunnen de problemen vaak enkel begrepen worden binnen de communautaire en institutionele omgeving waarin zij zich bevinden.

Verschillende voorstellen zijn immers al geformuleerd door de Overeenkomstencommissie met de logopedisten (de instelling verantwoordelijk voor logopedie binnen de sociale zekerheid) om of het IQ-criterium te omzeilen, of alternatieven [4] te voorzien. Maar deze projecten en voorstellen hebben nooit succes gehad. Volgens sommigen zou deze impasse gedeeltelijk te wijten zijn aan de Vlaamse Vereniging voor Logopedisten (VLL) die zich erop beroept dat de problematiek van de terugbetaling van logopediebehandelingen voornamelijk een Franstalig probleem is.

Waarom? Omdat Vlaanderen beschikt over beter verspreide multidisciplinaire structuren op het Vlaamse grondgebied en de wachtlijsten zeer kort zijn waardoor er dus een snelle en aangepaste behandeling is. Bovendien komt er in Vlaanderen een project van het onderwijstype 9 [5] tot stand om een alternatief aan te bieden tussen het bijzondere en het gewone onderwijs [6]. De redenering van het Vlaamse component in de Sociale Zekerheid is de volgende: waarom het budget van de federale staat belasten, waarvan de middelen al beperkt zijn, terwijl het de gemeenschappen zijn (Frans en Vlaams) die een budgettaire inspanning moeten leveren, via de organisatie van een aangepast onderwijs en een beter beheer van de centra voor ambulante revalidatie, voortaan dan een communautaire bevoegdheid?

Hoewel deze visie een solidariteitsmodel tussen het noorden en het zuiden van het land niet bevordert, heeft ze toch het trieste voordeel een aspect van het probleem naar voren te brengen.

Vanuit juridisch oogpunt

Afgezien van de politieke en economische benadering is deze begrenzing houdbaar vanuit juridisch oogpunt? Zou het gebruik van het IQ-criterium kunnen worden geïnterpreteerd als een directe of een indirecte discriminatie aangezien het criterium de effectieve integratie in de maatschappij bemoeilijkt? Bovendien is geen enkele beroepsprocedure voorzien voor iemand die een achtergrondelement van de uitgewerkte classificaties, bijvoorbeeld het IQ, zou willen betwisten [7].

Casestudy

Veronderstel een kind met het syndroom van Down woont in Aarlen. De directeur van de nabijgelegen school heeft enkele aanpassingen ingevoerd om ervoor te zorgen dat het kind school kan lopen in een klas in het normale onderwijs. Het kind zou evenwel logopediebehandelingen nodig hebben zodat hij zijn schooljaren kan voortzetten en zodat hij ook zo goed mogelijk sociale contacten legt zowel in de klas als in de school. Maar zijn intelligentiequotiënt is te zwak, waardoor zijn verplichte verzekering niet tussenkomt. De school van het kind voorziet geen logopedist en het dichtstbijzijnde centrum CAR ligt in Jambes, 130 kilometer van zijn thuis.

Vier oplossingen komen in zicht:

  • De ouders leggen een wekelijks traject af naar het CAR in Jambes opdat hun kind de behandeling daar kan volgen.
  • De ouders nemen de kosten van de logopediebehandelingen voor hun rekening, indien hun financiële middelen hen dat toelaten;
  • of ze doen afstand van de behandeling, of van de inclusie in het gewone onderwijs, als ze geen van beide oplossing overwegen.
  • Indien ze kiezen voor het bijzonder onderwijs, zijn ze nog niet zeker dat hun kind logopediebehandelingen zal krijgen op school.

Welke optie er ook wordt gekozen, geen enkele oplossing voldoet.

Voetnoten

[1Een taalontwikkelingsstoornis (dysfasie) is een stoornis in het leren van de moedertaal.

[2Meer bepaald het RIZIV (Rijksinstituut voor ziekte-en invaliditeitsverzekering) is verantwoordelijk voor de terugbetaling van logopediebehandelingen.

[4Zoals het sociale begeleidingsproject dat is opgesteld door de Werkgroep “Spraakproblemen bij jonge kinderen”.

[5Voor een beschrijving van de acht types binnen het buitengewoon onderwijs zie: Martine va à l’école spécialisée

[6Tot nu toe is er nog geen duidelijkheid over de organisatie en de vorm van het nieuwe onderwijstype.

[7Momenteel zijn er slechts twee procedures voorzien. De eerste procedure is het Koninklijk Besluit (nomenclatuur) voor de Raad van State brengen binnen 60 dagen na de publicatie in het Staatsblad. De tweede procedure is de zaak voorleggen aan de Raad van State om een administratieve beslissing aan te vechten (naar tekstinterpretatie) van het Verzekeringscomité.