Afdrukbare versie van dit artikel Afdrukbare versie

Rijkdom Werk

Het basisinkomen als een middel tegen ongelijkheid?

27 maart 2017 Samantha Smith
Vertaling naar het Nederlands: David Bastiaens

CC by

Het basisinkomen is “een inkomen dat een politieke gemeenschap aan elk lid geeft, op individuele basis, zonder te controleren of er andere inkomens zijn en zonder een tegenprestatie te verwachten”. [1] Sinds de jaren 80 duikt het idee op in het Belgische politieke debat, en het kan rekenen op voorstanders bij zowel links als rechts. Wat zijn de argumenten van de ene, welke die van de andere? Houdt het basisinkomen een werkelijke kans in om tegen bestaansonzekerheid te vechten, en om meer gelijkheid onder burgers te creëren? Dit artikel behandelt die vraag met een kritische reflectie.

Een onvoorwaardelijk inkomen voor iedereen: een aanlokkelijk idee

We leven in een maatschappij waar een individu wordt gewaardeerd, ondertussen bijna uitsluitend, op basis van zijn arbeid. Maar er is net te weinig werk, en het verslechtert ook nog eens. Het is dan ook zeer verleidelijk om te denken dat een inkomen dat losstaat van werk, elke burger in staat kan stellen om te bestaan, om zelfstandig te worden en om zich te ontplooien. Een basisinkomen zou het op die manier voor iedereen mogelijk maken om vrij zijn bezigheden te kiezen, om te kiezen voor deeltijds werk, om te proberen “zijn zaak op te richten”, zonder te riskeren om zonder inkomen te vallen. Om een baan aan te nemen die hij interessant vindt, ook al is ze slecht betaald, om opnieuw te gaan studeren of een bijkomende vorming te volgen, ... Met andere woorden, iemand zou zonder financiële verplichtingen zijn bestaan (professioneel en familiaal leven, hobby’s) weer kunnen regelen zoals hij het wil.

Voorstanders voegen eraan toe dat het een middel is om de “werkloosheidsval” [2] te ontwijken; dat is het feit dat werkzoekenden aan wie slechts banen worden aangeboden waarvan het loon lager ligt dan de vervangingsinkomens die ze krijgen, als het ware opgesloten zitten in hun werkloosheid, en zo dus “kiezen” om niet te werken. Aan de hand van het basisinkomen zou een werkzoekende uit die situatie kunnen geraken, omdat hij een baan kan aannemen die weinig opbrengt, maar toch zijn inkomen verhoogt. Zo “kan het basisinkomen worden gezien als een manier om gezamenlijk in te staan voor een deel van de vergoeding voor de minst goedbetaalde werknemers”. [3]

Voor werkzoekenden is het overigens belangrijk dat er geen tegenprestatie verwacht wordt: zij moeten niet meer bewijzen dat ze beschikbaar zijn en dat ze actief werk zoeken. In een breder opzicht zou het basisinkomen een echte stap vooruit kunnen betekenen voor het respect van het privéleven. We weten bijvoorbeeld dat het samenwonen schaalvoordelen mogelijk maakt, en toch zijn er velen die daar momenteel niet voor kiezen – of verplicht zijn het te verbergen – uit vrees om hun bijslag te zien verminderen.

Toch veroorzaakt het basisinkomen meer problemen dan dat het er oplost

Het basisinkomen zou ervoor kunnen zorgen dat mensen vrij kunnen kiezen hoe ze leven, voor zover het inkomen een degelijk bedrag zou voorstellen, genoeg om van te leven. Maar onder de huidige omstandigheden zal het zeer waarschijnlijk moeilijk zijn om aan elke Belg een bedrag toe te kennen dat hoog genoeg is om van te leven. Zelfs enkele voorstanders hebben het over een bedrag van enkele honderden euro’s per maand. [4] Mensen zullen dus moeten blijven werken om degelijk te kunnen leven.

We kunnen er ons dus aan verwachten dat de invoering van het basisinkomen de werkinstabiliteit en -flexibiliteit versterkt, in het nadeel van werknemers, want zij zouden worden aangemoedigd om laagbetaalde betrekkingen, eenmalige taken, tijdelijk werk en deeltijds werk aan te nemen. [5]

Het argument van het basisinkomen als middel tegen de werkloosheidsval past trouwens duidelijk in een neoliberale analyse van werkloosheid: werkloosheid bestaat omdat de arbeidskosten (dus de lonen) te hoog zijn. In die benadering is het nodig om de lonen te verlagen om werkloosheid tegen te gaan, in het bijzonder de laagste lonen. Die uitleg is historisch gezien niet alleen fout (de Staat verlaagt reeds dertig jaar op regelmatige basis de werkgeverslasten, zonder dat de werkloosheid vermindert), ook kunnen zo de gemeenschappelijke doelen, zoals verlaging van de werktijd, niet behaald worden. Die zouden net wel het werkloosheidsprobleem echt kunnen oplossen.

Tegenstanders van het basisinkomen zien in het systeem een volledige invraagstelling van de sociale zekerheid. [6] Die sociale zekerheid, met het verzekeringssysteem, houdt een nivellerende en solidaire logica van inkomens uit werk in: hoe meer iemand verdient, hoe meer hij bijdraagt. In de andere richting: wanneer iemand hulp nodig heeft (ziekte, geen werk), krijgt hij een vervangingsinkomen. [7] Het basisinkomen is daarentegen gebaseerd op een logica van individueel verantwoordelijkheidsgevoel: iedereen ontvangt een vast inkomen, en doet ermee wat hij wil. Voor het overige moet hij, in welke situatie ook hij zich bevindt en welke ongelukkige gebeurtenissen hij ook meemaakt, zelf zijn leven “verantwoordelijk” bekostigen.

Een ander argument van de voorstanders voor het basisinkomen is de individualisering van rechten. Dat is een interessant standpunt, maar we moeten vaststellen dat de huidige sociale rechten (werkloosheidsuitkering of leefloon bijvoorbeeld) zouden kunnen worden geïndividualiseerd zonder daar onmiddellijk de logica van het basisinkomen bij te betrekken.

En wat met sociale ongelijkheid?

Tegenstanders van het basisinkomen halen aan dat het systeem ongelijkheid creëert, en dat het systeem zelf daarom bestreden moet worden. Enkele mogelijke uitwegen: een herverdeling van de rijkdommen en een rechtvaardig belastingwezen, een massale investering in overheidsdiensten, een gezamenlijke verlaging van de werktijd (met behoud van de lonen), de invoering van een maximuminkomen en een sterke sociale zekerheid. Net omdat we samen rechten hebben veroverd, kan eenieder genieten van periodes zonder werk (betaald verlof, ziekteverzekering, moederschapsverlof, pensioen, ...). [8] Evengoed kunnen we de dominante maatschappelijke verhoudingen niet wegdenken uit de maatschappij. Eigenlijk stelt het basisinkomen het principe van kapitalisme totaal niet ter discussie. Dat principe bestaat in de groeiende verrijking van een minderheid ten nadele van de massa. De ongelijkheid kan blijven duren, rijken kunnen zich verder verrijken en armen zullen hun plan moeten trekken om degelijk te kunnen leven, door hun uitkering met gedwongen banen zonder toekomst te combineren. [9]

In werkelijkheid blijkt het nogal misleidend te denken dat een simpele voorziening als schijnoplossing alle sociale problemen gaat oplossen. Eerder dan de meeste voorstellen van het basisinkomen, zou er een globalere aanpak van ongelijkheden moeten zijn: zo kunnen we de de welvaartsstaat in zijn geheel beschouwen. [10] De ongelijkheid verminderen lukt niet door alleen iedereen wat geld te geven. Men moet rekening houden met de volledige sociale zekerheid die mensen behoedt voor de onzekerheden van het leven, maar ook met het belastingssysteem, dat min of meer inkomsten kan herverdelen, met het recht op werk, dat werknemers beschermt, met de openbare diensten, die een zekere levenskwaliteit garanderen, en met de economische politiek, die werkloosheid vermeerdert of vermindert.

Voetnoten

[1Van Parijs, P.; Vanderborght, Y., L’allocation universelle, ed. La Découverte, Parijs, 2005, p. 26.

[2Idem, p. 58.

[3Idem, p. 60

[4Zie bijvoorbeeld Philippe Defeyt, econoom en voorzitter van het OCMW van Namen, die het idee verdedigt dat een basisinkomen van 500 of 600 euro per maand al positieve gevolgen zou kunnen hebben. La Libre Belgique, “le revenu universel finira par s’imposer”, 8/8/2015

[5Alaluf, M. L’allocation universelle, nouveau label de précarité ?, ed. Couleur Livres asbl, Bergen, 2014.

[6Zie bijvoorbeeld het betoog van Marc Goblet in Le Soir.

[7Na verloop van tijd heeft het domein van de welvaartsstaat zich ook uitgebreid naar uitkeringen die een zeker welzijn verzekeren (bijvoorbeeld het pensioen of kinderbijslag), onafhankelijk van sociale risico’s om te verzekeren.

[8Mateo Alaluf, radio campus, “histoire de savoir”, 17 december 2014.

[9Daniel Zamora heeft het over een verschuiving in het debat van ongelijkheid (een concept dat gaat over de machtsverhouding tussen rijken en armen) naar armoede (een concept dat die machtsverhouding helemaal niet in vraag stelt). Zie Zamora, D. "Que faire de l’allocation universelle", idem.

[10Ramaux, C. L’État social, Mille et une nuits, 2012.