Afdrukbare versie van dit artikel Afdrukbare versie

Rijkdom

Privévermogen in België: “Get rich or die trying”?

29 juli 2024 Antoine Dedry
Dit artikel is een herpublicatie van het artikel dat eerst verscheen op 4 juni 2018
Vertaling naar het Nederlands: Saskia Smeets

CC by

Hoe worden we rijk? Tijdens het ancien régime en tot de Eerste Wereldoorlog is het duidelijk: erfenis is de enige weg naar rijkdom. De bekende speech van Beaumarchais in de monoloog van Figaro geeft deze situatie goed weer:

“U waant zich een groot genie omdat u zo machtig bent!... Adel, rijkdom, stand, positie: dit alles maakt zo trots! Wat heeft u voor goeds gedaan? U heeft de moeite gedaan om geboren te worden, niets meer…

Met andere woorden, in een maatschappij waarin het privévermogen het grootste deel van de geaccumuleerde rijkdom uitmaakt (in vergelijking met lonen) en waarin dit privévermogen zeer ongelijkmatig verdeeld is binnen een maatschappij, bestendigen erfenissen de ongelijkheid van de ene generatie op de andere.

De liberale kapitalistische maatschappij van de 19de eeuw betekent een breuk met het Ancien régime en is gebaseerd op “verdienste”. Rijkdom is vanaf nu het resultaat van werk en talent, niet langer van goede afkomst.

Maar hoe zit het nu echt? Zowel in België als elders zijn er weinig studies die concrete elementen aanreiken van deze overgang van een op erfenisrecht gebaseerde maatschappij naar een meritocratische maatschappij, waarin sociale afkomst een steeds kleinere rol speelt binnen het privévermogen.

In België is het aandeel van de vermogensoverdracht van het privévermogen (of erfenis) binnen de rijkdom sterk veranderd doorheen de tijd. De onderstaande grafiek toont de evolutie van het belang van erfenissen in verhouding tot het nationaal inkomen [1]. De curves op de grafiek geven dezelfde realiteit weer, uitgedrukt door twee verschillende benaderende berekeningsmethodes [2]. De fiscale stroom (witte curve) is een directe meting van het bedrag dat doorgegeven wordt tussen de generaties, berekend op basis van de successierechten, terwijl de economische stroom (zwarte curve) een raming is vanuit de macro-economische gegevens (volwassen sterftecijfer, nationale privévermogen) [3].

Figuur 1: Evolutie van de jaarlijkse erfenisstroom, België 1857-2010

Het verschil tussen de twee curves komt voornamelijk voort uit meetfouten [4] en fiscale fraude [5].

Welke ontwikkelingen zien we duidelijk op deze grafiek? Het is niet verwonderlijk dat voor 1900 het aandeel van de erfenissen ten opzichte van de jaarlijks geproduceerde rijkdom erg hoog ligt (tussen 13% en 25% van het nationaal inkomen). Het merendeel van de rijkdom is in feite eigendom en niet geproduceerd.

Meer nog, een heel klein deel van de bevolking bezit het grootste deel van deze rijkdom. Vanaf het begin van de 20e eeuw doet er zich zo’n sterke daling voor dat de verhouding tussen de erfenissen en de nationale rijkdom schommelt van 5 tot 10% tussen de jaren 1920 en 1960, met minima die te wijten zijn aan de oorlogen en de crash in 1929. In de naoorlogse periode tot 1974, vormt het arbeidsinkomen een belangrijk deel van de geproduceerde nationale rijkdom en wordt zo het aandeel van de erfenissen ten opzichte van het nationaal inkomen beperkt. Welnu, we moeten voor ogen houden dat het arbeidsinkomen rechtvaardiger is verdeeld binnen de bevolking dan het bezit en de daaruit vloeiende inkomsten (kapitaalinkomsten). Vanaf de jaren 1980 keert deze trend zich om met een significante stijging van de erfenisstroom in het nationaal inkomen. Stillaan keren we terug naar een maatschappij waar de erfenissen een steeds belangrijkere plaats innemen binnen de gecreëerde rijkdom.

Wanneer we ons nu focussen op de geërfde rijkdom binnen de geaccumuleerde totale rijkdom doorheen de tijd, met andere woorden het deel van het totale bezit dat geërfd is, wordt de grafiek nog duidelijker (Figuur 2). Dit deel bereikt vandaag de dag ongeveer 75%, terwijl het tussen het einde van de jaren 1960 en het midden van de jaren 1970 een dieptepunt bereikte van 45%. Tussen 1960 en het midden van de jaren 1970, is de accumulatie van geërfde rijkdom gedaald in de totale rijkdom: onder andere de constante stijging van de lonen verklaart deze evolutie. Sindsdien heeft de trend zich sterk gekeerd, zodanig dat erfenis tegenwoordig een belangrijkere plaats inneemt dan arbeid binnen de totale rijkdom van de Belgische maatschappij. Arbeid zorgt duidelijk niet meer voor het verhogen van de rijkdom, de verhoging gebeurt weer voornamelijk door middel van de erfenis.

Figuur 2: Evolutie van de gecumuleerde erfenis binnen het totale vermogen, België 1960-2010

Hoewel in strijd met de verdienste-ideologie, is het belang van erfenissen in het inkomen of het geaccumuleerde vermogen als dusdanig geen bron van ongelijkheid. Maar de verdeling van het vermogen is wel zeer ongelijk. Volgens de Nationale Bank bezitten 20% van de rijkste Belgen in 2013 wel 61,2% van het nationale vermogen terwijl de 20% armste Belgen niet meer bezitten dan 0,2% van het vermogen [6], wat een ongelijkere verdeling weergeeft dan die van de arbeidsinkomens.

Voetnoten

[1Het gaat over het vergelijken van het totaal aan erfenisoverdrachten met de totale geproduceerde inkomsten gedurende een gegeven jaar.

[2Voor de methodologische verduidelijkingen, zie Dedry A., Richesse et héritage en Belgique.

[3De twee curves zijn aangepast om rekening te houden met donaties.

[4Voor de Tweede Wereldoorlog bestonden de nationale boekhouding en het concept van BBP nog niet, wat het meten moeilijk maakt.

[5De belastingontduiking is de laatste jaren sterk gestegen.