Afdrukbare versie van dit artikel Afdrukbare versie

Werk Gender

Geslacht, macht en werkgelegenheid in België

1 maart 2015 Joël Girès

CC by

Men hoort vaak zeggen dat mannen en vrouwen praktisch gelijk staan in de Belgische samenleving. Jammer genoeg is dit absoluut niet het geval. Laat ons dit betrachten door de manier waarop mannen en vrouwen verdeeld zijn op de arbeidsmarkt. Het is belangrijk om de verschillen op de arbeidsmarkt in acht te nemen, want deze zijn erg bepalend, in de zin dat ze een grote invloed hebben op alle andere ongelijkheden, zoals bijvoorbeeld het inkomen, de gezondheid of woongelegenheid [1].

Om de situatie in België te bekijken, heb ik de mensen op basis van hun job ingedeeld [2]. De gegevens komen uit een recent onderzoek dat over heel België is uitgevoerd [3]. Deze studie neemt alleen personen met een job of werkzoekenden in aanmerking, met een leeftijd tussen de 20 en 60 jaar [4].

De indeling gebeurt in 11 categorieën. Directeurs zijn mensen die over de productiemiddelen (de bedrijven) beschikken. Zelfstandigen zijn personen die een job hebben maar die niet ondergeschikt zijn aan een werkgever. De werknemers vormen het grootste deel van de bevolking. Zij zijn per definitie ondergeschikt aan een werkgever. Onder werknemers zijn er echter diverse situaties. Daarom wordt er een verschil gemaakt tussen werknemers naargelang hun machtspositie op het werk en de voorrechten die ze dankzij hun werk hebben. Men spreekt over macht als de werknemer toezicht houdt op andere werknemers. Dit criterium maakt het mogelijk om leidinggevenden van de andere werknemers te onderscheiden. De voorrechten van de job betreffen het salaris en het prestige. Zo onderscheiden we drie verschillende arbeidscategorieën: ’banen met veel voorrechten’ verwijzen naar banen als bijvoorbeeld rechter, arts of ingenieur, met een hoog salaris (deze personen leven meestal in huishoudens met een gemiddeld gezinsinkomen 3510€ netto [5]) en veel waardering ; de ’gemiddeld bevoorrechte banen’ verwijzen naar banen zoals verpleger, elektricien of leraar in het middelbaar onderwijs, banen die gewaardeerd worden, maar die slechter betaald worden (gemiddeld netto inkomen van het huishouden: 2852€) en lager ingeschat worden dan de vorige categorie; de ’weinig bevoorrechte banen’ zijn de banen die weinig gewaardeerd worden en slecht betaald zijn (gemiddeld netto inkomen van het huishouden: 2523€), zoals handarbeiders of kantoorbedienden bij de post of in een administratie [6]. Werkzoekenden werden volgens hun laatste job ingedeeld. Werkzoekenden die nooit gewerkt hebben zijn in een aparte categorie samengebracht, die de meest benadeelde groep van de bevolking voorstelt. Het resultaat is te zien in Tabel 1:

Bron: data uit de ESS enquête (http://www.europeansocialsurvey.org). De steekproef bestaat uit de deelnemers van de enquêtes van 2002 tot 2010, en bevat 4722 personen.

In deze tabel zijn de vakjes oranje gekleurd als het zeker is dat men in die categorie op significante manier meer mannen dan vrouwen zal terugvinden [7]. Wat opvalt, is in welke mate er meer machtposities door mannen worden bekleed dan door vrouwen. Er zijn meer mannen in directeursfuncties en de leidinggevende functies. De enige categorieën waar men meer vrouwen terugvindt (blauwe vakjes in de tabel) zijn de weinig bevoorrechte werknemers en de personen die nog nooit gewerkt hebben, de meest benadeelde positie! We bekijken deze resultaten meer in detail.

Als men alleen de directeurs beschouwt (Afbeelding 1 bevat alleen de directeurs met minstens een werknemer), kan men vaststellen dat 70% onder hen mannen zijn. Als men de werknemers bekijkt die over een machtspositie op de werkvloer beschikken (Afbeelding 2) is dit aandeel gelijkaardig: twee derde zijn mannen. Als men daarentegen de categorie van weinig bevoorrechte werknemers bekijkt (Afbeelding 3), kan men vaststellen dan het merendeel vrouwen zijn [8]. Op de arbeidmarkt zijn degenen die een machtspositie bekleden dus meestal mannen, en die macht wordt meestal over vrouwen uitgeoefend...

We komen even terug op de kwestie van de voorrechten die verbonden zijn aan een baan [9]. In Afbeelding 4 zien we de verdeling per geslacht van de banen naargelang de voorrechten die ze inhouden. Men kan vaststellen dat mannen vaker dan vrouwen banen hebben die een hoog of gemiddeld aantal voorrechten met zich brengen, en minder vaak weinig bevoorrechte banen [10] .

Dat sommige mensen een ’betere’ job hebben dan andere wordt vaak gerechtvaardigd door het feit dat ze een beter diploma zouden hebben (en dus meer competent zouden zijn). Als men echter de hoogste diploma’s die mannen en vrouwen hebben behaald bekijkt [11], kan men vaststellen dat de verschillen niet in dezelfde richting gaan als de verschillen wat bevoorrechte jobs betreft. Afbeelding 5 laat inderdaad zien dat ongeveer evenveel mannen als vrouwen een diploma hoger onderwijs van het lange type hebben behaald [12]. Als men ook rekening houdt met diploma’s hoger onderwijs van het korte type, stelt men vast dat vrouwen over het algemeen zelfs meer diploma’s hebben dan mannen [13]. Desondanks bekleden vrouwen minder vaak de meest bevoorrechte posities.

Deze cijfers verklaren niet welke mechanismen aan de basis liggen van deze ongelijkheid; men kan niettemin suggereren dat ze veroorzaakt is door het feit dat er minder (sociale en financiële) waarde wordt toegekend aan de sectoren met veel vrouwelijke werkernemers (onderwijs, gezondheidszorg, maatschappelijk werk), door het feit dat vrouwen minder tijd kunnen besteden aan hun carrière omdat ze meer voor het huishouden zorgen dan mannen, en door de seksistische discriminatie op de arbeidsmarkt [14].

Vertaling naar het Nederlands : Rob Kaelen en Marie-Eve Cosemans

Voetnoten

[1Zie Alain Bihr et Roland Pfefferkorn, Le système des inégalités, Paris, La Découverte, 2008.

[2De gebruikte indeling is ontleend aan die van de socioloog Erik Olin Wright: Class counts. Student edition, Cambridge, Cambridge University Press, 2000. Zijn operationalisering stamt uit de procedures die H. Leiulfsrud, I. Bison en E. Solheim voorstellen in het document Social Class in Europe II.

[3Het gaat om de European Social Survey (ESS). Deze database is vrij toegankelijk op de website: http://www.europeansocialsurvey.org

[4De volgende groepen behoren niet tot de steekproef: studenten, mensen die niet werken door een handicap of een langdurige ziekte, gepensioneerden en huisvrouwen/mannen.

[5Alleen het inkomen van het huishouden is beschikbaar, dus niet het inkomen van alleen de persoon zelf. Dit inkomen zou waarschijnlijk nog grotere verschillen zichtbaar maken.

[6De schaal van meer of minder bevoorrechte jobs is opgesteld op basis van de naam van het beroep van de persoon. Ik ga ervan uit dat sommige beroepsgroepen zich hebben ingezet om hun beroep als meer ’complex’ te laten erkennen, wat diverse voorrechten, zoals bijvoorbeeld een hoger salaris, helpt te rechtvaardigen.

[7Gezien dat deze enquête werd gehouden met een steekproef van net boven de 4700 personen, kan men niet met zekerheid zeggen dat de kleine verschillende die vastgesteld werden inderdaad ook in de algemene Belgische bevolking aanwezig zijn. Dit is niet het geval van de oranje- en blauwgekleurde vakjes: het is bijna zeker dat deze oververtegenwoordiging reëel is.

[8De verschillen die worden vertoond in Afbeeldingen 1 tot 3 zijn allemaal statistisch significant.

[9Dit kwestie betreft dus alleen werknemers.

[10Wat betreft bevoorrechte jobs zijn alle verschillen in percentage tussen mannen en vrouwen statistisch significant.

[11De indeling van diploma’s heeft 4 niveaus. Het niveau hoger onderwijs van het lange type is een diploma van het niet-universitair onderwijs van het lange type, het universitair onderwijs of een doctoraat. Het niveau hoger onderwijs van het korte type is een bachelordiploma. Het niveau hoger secundair onderwijs is een diploma van het hoger secundair onderwijs (algemeen onderwijs, technisch onderwijs en beroepsonderwijs). Het niveau lager secundair onderwijs is een diploma van het lager secundair onderwijs (algemeen onderwijs, technisch onderwijs en beroepsonderwijs). Dit laatste niveau bevat ook de personen die alleen een diploma van het lager onderwijs hebben of geen diploma.

[12Het verschil tussen het aantal mannen en vrouwen met een diploma van het hoger onderwijs (lange type) is niet statistisch significant.

[13Behalve voor het hoogste niveau van diploma zijn de verschillen wat betreft opleidingsniveau tussen mannen en vrouwen steeds statistisch significant.