Het Observatorium is met vakantie! We profiteren ervan om enkele oude artikels met actuele waarde opnieuw te publiceren!
Afdrukbare versie van dit artikel Afdrukbare versie

Werk Politiek

Hoe de smartphone bijdraagt aan de economische instabiliteit

27 april 2017 Mathieu Strale
Vertaling naar het Nederlands: Laura Vermeylen

CC by

Airbnb, Uber, menu next door, Listminut, BlaBlaCar of Deliveroo ... een "nieuwe" economische sector duikt tegenwoordig op in de straten, op onze telefoons en in onze samenleving. De sector wordt gekenmerkt door een aantal elementen: de cultuur van een innovatief en onconventioneel imago, de eis om tot de deeleconomie te behoren, de verbetering van de toegang tot de arbeidsmarkt of extra vergoedingen voor hun "dienstverleners".
Ver van die idyllische visie ontwikkelen die bedrijven zich doordat ze eigenlijk hun voordeel halen uit de wijdverspreide toegang tot het internet, lacunes in de wetgeving en de welwillendheid (althans in het begin) van de overheid, en de toenemende economische onzekerheid bij een klein deel van de bevolking.

Een misleidend beeld

Ten eerste moet het beeld van deze bedrijven bijgeschaafd worden.

Zo is bijvoorbeeld die aura van innovatie rond hen relatief. Deze bedrijven zijn actief in sectoren zoals leveringen, auto met chauffeur, logies, huishoudelijke taken, klusjes, … wat niet heel vernieuwend is. De essentie is dat de bedrijven elektronische platformen creëren die de klant en “dienstverleners” direct in contact brengen met elkaar. Daarvoor rekenen deze bedrijven dan een vergoeding aan. Nogmaals weinig nieuws. Dit soort ondernemingen gebruikt gewoon bestaande toepassingen en middelen, zoals platformen voor taxi’s, het boeken van hotels of bed & breakfasts taxiplatformen, boekingen van hotels of bed & breakfasts, carpoolen en het delen van materiaal om het gebruik ervan te vergemakkelijken op IT- en telecommunicatietools.

Ten tweede genieten deze bedrijven van het positieve beeld van de deeleconomie, ook al voldoen ze aan geen van de “regels” van de deeleconomie. Een nota van het Centre Permanent pour la Citoyenneté et la Participation (CPCP) [1] stelt dat er drie bepalende kenmerken zijn die de deeleconomie definiëren:

 Een horizontale logica en netwerk betekenen dat de organisatie gedecentraliseerd en niet-hiërarchisch is. Er is geen uniek beslissingscentrum;
 Het delen van kennis en middelen waartoe iedereen die bijdraagt gratis toegang heeft;
 Een samenwerkingslogica gebaseerd op de gemeenschappelijke belangen van een groep.

Geen van de bovenstaande bedrijven voldoet aan die criteria. Ze zijn allemaal gebaseerd op een enkel beslissingscentrum en een hiërarchische structuur. Eveneens hebben de klanten en de dienstverleners maar een beperkte en gecontroleerde toegang tot het digitale platform, de essentie van hun werking. Tot slot vormen de gemeenschappelijke groepsbelangen niet de prioriteit van de ondernemingen, waar verder nog op teruggekomen wordt.

Een speculatief en winstgevend model

In feite zijn deze bedrijven gebaseerd op het uitbuiten, en spelen ze met de sociale en fiscale normen.

Geen van die bedrijven betaalt zijn “dienstverleners” zoals medewerkers, tenzij ze daartoe gedwongen zouden worden door een specifieke wetgeving. Zij worden tegen provisie betaald, op een forfaitaire basis of in functie van hun "prestaties" [2]. In België worden de werknemers gedwongen om te kiezen voor het zelfstandigenstatuut; in Frankrijk zijn ze freelance. Toch worden er ook verplichtingen geëist die in strijd zijn met deze statuten. Zo bestaat er bijvoorbeeld een ondergeschikte relatie tussen het bedrijf en de dienstverlener die de onafhankelijkheid van deze laatste tegenspreekt: de exclusiviteitsverplichting, materiaal in de kleuren van het bedrijf, specifieke instructies voor de uitoefening van een activiteit, het werk in het kader van een bepaalde dienst, het bestaan van een sanctiesysteem, ...

De flexibiliteit die aangeprezen wordt om werknemers aan te trekken, komt vooral de werkgevers ten goede. Zij moeten geen kosten betalen in geval van ziekte, bij gebrek aan opdrachten, bij een ongeval of "ontslag", en verminderen investeringskosten omdat die grotendeels onder de verantwoordelijkheid van de dienstverleners vallen (aankoop en onderhoud van voertuigen, gereedschap of onroerend goed) [3]. Hoewel theoretisch gezien het inkomen interessant kan lijken, bijvoorbeeld voor chauffeurs of bezorgers, aangezien het moeilijk is om een volledig werkrooster te hebben en de kosten te dekken, krijgen ze zelden een netto-uurloon gelijk aan een minimumloon [4].

In een bredere context spelen die bedrijven met hun status van internationale platformen om hun belastingen tot een minimum te beperken. Ze geven hun inkomsten daar aan waar de wetgeving minder streng is en niet daar waar ze hun inkomsten produceren [5]. Bovendien maken ze niet alleen gebruik van het feit dat het moeilijk is voor de staat om hun activiteiten te regulariseren, ze worden ook vrijgesteld van normen en belastingen die op de klassieke manier geïnd worden: BTW, sociale bijdrages, gezondheids- en veiligheidsnormen en de specifieke belastingen gelinkt aan de desbetreffende sector (hotelwezen, taxi, horeca, ...) [6].

Ondanks hun strategieën om de kosten te beperken en normen te ontwijken, hebben die bedrijven het moeilijk om winstgevend te zijn. Ze zetten vooral in op een zeer snelle groei gevoed door fondsenwerving en investeringen van buitenaf [7]. Dat maakt hen kwetsbaar, naar het voorbeeld van het faillissement van “Take eat easy”, en doet vrezen dat er een speculatieve bubbel in de sector gecreëerd wordt.

Vector van onzekerheid

Door dat model creëren die ondernemingen ongelijkheden en onzekerheden.

Ten eerste respecteren ze niet dezelfde regels als de “klassieke” bedrijven. Daardoor maken ze zich schuldig aan sociale dumping en zetten ze de rest van de sector aan tot het verminderen van de kosten en het personeel, dus anders gezegd tot een faillissement. Zo verschijnt er een valstrik voor de werknemers in sectoren die beïnvloed worden door deze "nieuwe economie". De werknemers die in loondienst werken bij een klassiek bedrijf worden over het algemeen door de concurrentie bedreigd. De nieuwe “dienstverleners" hebben een onzeker statuut en hebben geen stabiele vooruitzichten [8]. Bovendien maken de populariteit van de sector en het ontbreken van niet gekwalificeerde arbeidskrachten het mogelijk om de lonen te verlagen of ze ten minste laag te houden omdat er veel potentiële werknemers zijn en ze gemakkelijk uitwisselbaar zijn.

In deze context is het discours van die nieuwe spelers misleidend. Ze hebben het over de kans die ze jongeren bieden, vooral jongeren met maatschappelijke problemen, om het werkveld te betreden. Maar eigenlijk vernietigen ze de (meer) stabiele banen van hun concurrenten en dwingen ze hun “werknemers” tot een instabiliteit van onbepaalde duur, zonder opleidingsmogelijkheden of de mogelijkheid tot een overstap naar een functie als werknemer. Door middel van flexibele microjobs wordt er toegang gegeven tot aanvullende inkomens. Daardoor dragen die bedrijven ook bij tot een samenlevingsmodel waar arme werknemers worden gedwongen om hun inkomen aan te vullen door middel van dergelijke activiteiten, ten koste van vele overuren en zonder werkveiligheid of een erkend statuut.

Tot slot werken die bedrijven door het aftrekken van de maximale belastinginning mee aan de onder-financiering van de sociale uitkeringen en openbare diensten.

Verandering is mogelijk

Verschillende lokale en buitenlandse voorbeelden tonen aan dat de wetgeving aangepast kan worden om de sociale en fiscale dumping van deze bedrijven tegen te gaan [9]. Ook hebben dienstverleners hun statuut van werknemer volledig kunnen laten erkennen [10]. De spelers in deze "nieuwe economie" strijden dus heftig tegen die beslissingen [11], waaruit blijkt dat hun bedrijfsmodel gebaseerd is op de laagst biedende.

Ze profiteren daarbij van de onverschilligheid en zelfs medeplichtigheid van de autoriteiten die daarin moderne activiteiten zien, een manier om de monopolies te ontmantelen tot lagere kosten en de concurrentiepositie te verbeteren [12]. Die medeplichtigheid blijkt waar te zijn en de omvang van alle drukmiddelen die gebruikt zijn, worden onthuld wanneer een voormalig Europees commissaris voor Mededinging en een voormalig Amerikaanse minister van Transport bij Uber in dienst getreden zijn, terwijl een voormalig Amerikaans minister van Justitie door Airbnb aangeworven is [13].

Een andere uitdaging is de aanpak van de media. Ook al wordt er over de sector veel verslaggegeven, en recentelijk nogal kritisch, is die verslaggeving vaak gebaseerd op individuele gebruikers of dienstverleners [14]. Hoewel die reportages de kwetsbaarheid van de werknemers onderstrepen, gaan ze toch in het algemeen voorbij aan de sociale dumping en de effecten daarvan op de samenleving, en gaan ze liever over het bedrag van de inkomsten dat een individu eruit kan halen.

Tenslotte bestaan er alternatieven: ofwel zijn ze effectief gebaseerd op het model van deeleconomie - in dat geval worden er geen transactiekosten geïnd en werken ze op een niet-monetaire uitwisseling van basisdiensten, of ze betalen hun werknemers correct, op basis van volgens de regels opgemaakte arbeidscontracten. Die alternatieven zijn onder meer opgenomen en beschreven in de nota van het CPCP [15].

Voetnoten

[2Zie het artikel dat verschenen is op de site van IAATA

[3Zie de artikelen in La Tribune, du Vif, de The Guardian, en de nota van het CPCP

[4Zie in verband met het werkelijk salaris het artikel in la Tribune evenals het artikel van 20minutes.fr

[5Zie het artikel dat verschenen is op de site van Agora Vox

[6Artikel van rue89 op Menu Next Door
Artikel van l’Obs op Airbnb

[7Zie in verband met fondswervingen de artikelen van The Guardian, rue89 en nextInpact

[8Om meer te weten te komen over de arbeidsvoorwaarden en “wat er zich achter de schermen afspeelt” kan u de artikelen in The Guardian, Vif, en een tweede in The Guardian lezen

[9Zie de artikelen op recode.net en op de site van France TV Info

[10Meer informatie over deze erkenning op de site van BBC, The Guardian, Figaro en France24

[11Zie daarvoor het uitstekende artikel van La Tribune

[12Een ander uitstekend artikel van La Tribune

[13Zie het artikel van The Guardian
Voor de abonnees van de Financial Times

[14Zie bijvoorbeeld de ervaring op Le Vif of op rue89