Vakbondsacties onder vuur (deel 2)
Bevooroordeelde argumenten en invraagstelling als vectoren van sociale ongelijkheid
13 juni 2016
Vertaling naar het Nederlands:
Rob Kaelen
In een vorig artikel, lieten we zien hoe de aanvallen op de vakbonden worden uitgevoerd door sterke sociale groepen die beschikken over stevige actie- en communicatiemiddelen. Maar is hun kritiek objectief? En welke gevolgen kan dit hebben op het vlak van sociale ongelijkheid?
Greba Orokorra (2008-02-14) Joseba Barrenetxea @flickr
In hoeverre is de kritiek gegrond?
De feiten bevestigen de vooroordelen en de aanvallen tegenover de vakbonden niet.
Om te beginnen lijkt het belangrijk op te merken dat het aantal stakingsdagen in België, dat vaak als te hoog wordt omschreven, sinds de jaren 70 daalt. Bovendien is er op Europees niveau geen verband tussen de syndicalisatiegraad en het aantal stakingen. In België bedraagt de syndicalisatiegraad meer dan 50% van de werkende bevolking, ver boven het Europese gemiddelde (15-20%), terwijl het aantal stakingsdagen per werknemer lager ligt dan het Europese gemiddelde [1] In dit verband is het belangrijk om nog eens erop te wijzen dat de vakbonden geen revolutionaire organisaties zijn, maar dat hun rol is om de eisen van de werknemers te begeleiden, te organiseren en te reguleren [2]. Bovendien geven de Belgische vakbonden voorrang aan onderhandelingen boven stakingen. Sommigen vinden hun strijdlust zelfs onvoldoende [3].
Ten tweede hebben de drie grootste vakbonden van België de rol van bemiddelaar wat betreft de uitbetaling van de werkloosheidsuitkeringen. Dit is een erfenis [4]. De vakbonden hebben in het begin van de 20ste eeuw werkloosheidsfondsen opgericht, voordat de staat deze centraliseerde. De vakbonden hebben de rol van bemiddelaar voor het uitbetalen van de uitkeringen behouden, en krijgen hiervoor een overheidssubsidie. De meeste Belgen maken gebruik van deze optie: meer dan 85% van de Belgische werklozen wordt uitbetaald door de vakbond, in plaats van het overheidsalternatief, de Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen (HVW). Nochtans oogst dit systeem veel kritiek: het zou te duur en ondoorzichtig zijn, en beter geschrapt worden. Alweer gaan de cijfers in de tegenovergestelde richting. Per werkloze liggen de kosten van de vakbondsdienst lager dan die van de HVW, doordat de kosten gespreid zijn over een groter aantal werklozen, en dat een deel van deze kosten gedekt wordt door de bijdragen van de vakbondsleden. Op zijn beurt verhoogt de syndicalisatie van de werklozen het aantal leden.
{{}} | Aantal leden | Ontvangen subsidies (in miljoenen €) | Aantal behandelde dossiers | Subsidies per dossier |
ACLBV | 289 700 | 13,5 | 709 416 | 19,20 € |
ABVV | 1 544 708 | 75,6 | 4 785 082 | 15,70 € |
ACV | 1 635 000 | 78,5 | 4 953 779 | 15,80 € |
HVW | 41,1 | 1 378 813 | 29,80 € |
Verder worden de vakbonden ervan verdacht vaker een oogje dicht te knijpen wat het statuut van de werklozen betreft, en zo de fraude van hun leden te vergemakkelijken. Wij wijzen erop dat de controle van de werklozen niet tot de bevoegdheden van de vakbonden behoort (noch tot die van de HVW). De vakbonden zijn enkel verantwoordelijk voor het controleren of de administratieve dossiers in orde zijn. De RVA, dat de opdracht heeft het werk van de vakbonden te controleren, benadrukt de hoge kwaliteit van het werk van de vakbonden, vergelijkbaar met de kwaliteit van het werk van de HVW [5].
Een ander punt van kritiek is de rechtspersoonlijkheid. Vakbonden hebben, net als politieke partijen, het statuut van vereniging de facto. Om die reden zijn ze vrijgesteld van publicatie van hun ledenlijst en van de boekhouding van de bijdragen. Dit statuut beschermt de leden (omdat ze hun lidmaatschap geheim kunnen houden), en maakt het onmogelijk om de financiën van de vakbonden als wapen te gebruiken (de fondsen van de vakbonden worden gebruikt om de stakers te compenseren, en de kennis van het bedrag van de fondsen zou het mogelijk maken de financierbare stakingsdagen te schatten). Bovendien beschermt het de vakbonden tegen gerechtelijke vervolging voor acties van hun leden. In tegenstelling tot wat vaak gezegd wordt, betreft dit statuut niet de rol van tussenpersoon voor het storten van de werkloosheiduitkeringen. Hiervoor moeten de vakbonden verantwoording afleggen: ze zijn juridisch verantwoordelijk en worden regelmatig gecontroleerd door de RVA (meer dan 500 keer in 2014) [6]. Wat hun personeel betreft, houden de vakbonden zich aan dezelfde wetgeving als andere werkgevers, en ze zijn er juridisch aansprakelijk voor. De strafrechtelijke “onverantwoordelijkheid” van de vakbonden, is dus slechts gedeeltelijk, is sterk omlijnd, en noodzakelijk voor hun werking.
De laatste lijn van kritiek betreft de kosten van de stakingen, het lamleggen van de activiteiten en de “gijzeling” van niet-stakers en gebruikers. Deze kritiek is paradoxaal: het doel van een staking is juist het lamleggen van een bedrijf, van een activiteit of van een land. In gevallen van conflict is de staking de enige manier die werknemers hebben om zich te onttrekken aan hun arbeidsverplichting, terwijl de werkgevers de lonen kunnen verlagen, personeel kunnen ontslaan of hun bedrijf kunnen sluiten. Bovendien beschermen de stakingsposten werknemers wiens rechten niet worden nageleefd en die verplicht worden te werken. Overigens is de beoordeling van de kosten van de stakingen weinig betrouwbaar (sommige schattingen lopen op tot het tienvoudige van andere schattingen) [7]. Dit roept ook vragen op over de kosten van andere fenomenen die de economie lamleggen: denk maar aan terugkerende problemen zoals verkeersopstoppingen, of uitzonderlijke, zoals weersomstandigheden of veiligheidsaspecten. Deze fenomenen krijgen veel minder aandacht in de media. Ten laatste wijzen wij op het feit dat wie zegt het recht op werk te verdedigen door kritiek te uiten op de stakingen voorbij gaat aan de 400 000 werklozen, die geen toegang hebben tot dit recht. Ze mobiliseren zich ook niet in gevallen van massaontslagen en uiteindelijk vergeten dat de meeste sociale conflicten ingegeven zijn door de bescherming van werkgelegenheid.
Wat zijn de gevolgen voor de ongelijkheid?
Vervolgens rijst de vraag: wat zijn de gevolgen van de verzwakking van de vakbonden?
Ten eerste hebben een groot aantal economen en het Internationaal Monetair Fonds (!) een statistisch verband vastgelegd tussen een daling van de syndicalisatiegraad en een stijging van de maatschappelijke ongelijkheid [8]. Dit is een gevolg van een groter onevenwicht van de machtsverhoudingen tussen werknemers en kapitaalhouders, ten voordele van de laatsten.
Een studie van de ULB en een proefschrift [9] gaan in dezelfde richting, en geven aan dat een verzwakking van de vakbondsmacht en een decentralisatie van de loononderhandelingen een stijging van de loonverschillen veroorzaken, en dit binnen de bedrijven (tussen de lage en hoge lonen in een bedrijf), maar ook tussen de bedrijven (voor gelijk werk zijn lonen meestal lager in kleine dan in grote bedrijven) [10]. Een versterking van de macht van werkgevers om de lonen te bepalen, benadeelt natuurlijk de lage lonen en de werknemers van kleine bedrijven.
Door de betaling van de werkloosheidsuitkeringen niet meer door de vakbonden te laten gebeuren, bestaat het risico dat de band tussen werkenden en werklozen verbroken wordt, en dus ook de solidariteit die deze band met zich meebrengt [11]. Dit zal bijdragen tot de arbeidsonzekerheid en de uitsluiting van de meest kwetsbaren, langdurig werklozen, laaggeschoolden, enz. Het negatieve effect van de controle van de werklozen op de meest hulpbehoevenden zal des te sterker zijn omdat ze niet meer begeleid zullen zijn in hun administratieve demarches. Wat dit betreft tonen de onderzoeken aan dat mensen die ingeschreven zijn bij de HVW minder tevreden zijn over de service en het advies dan mensen die ingeschreven zijn bij een vakbond.
Tot slot zou een verzwakking van de vakbondsmacht ook kunnen leiden tot veelvuldigere en gewelddadigere sociale protestbewegingen, omdat deze niet meer begeleid zouden worden door de vakbonden. Dit kan leiden tot meer kritiek op de sociale bewegingen, en maakt het makkelijker om hen te bestrijden.
Kritiek op en invraagstelling van de vakbonden zijn op sociaal vlak niet neutraal, overtuigen niet tegenover de feiten, en zijn vectoren van een versterking van maatschappelijke ongelijkheid. De aanvallen op de vakbonden tonen ook aan hoe onevenwichtig het discours van de media is. Ze zijn de spreekbuis van een bepaald standpunt meer dan van een ander, en stellen maar zelden de vraag van de sociale gevolgen.
We moeten vaststellen dat deze anti-vakbondbeweging doeltreffend is. De vakbondsacties zijn verzwakt: er zijn maar zelden harde en langdurige acties, zelfs wanneer de krachtsverhouding en de publieke opinie gunstig zijn, zoals tijdens de winter van 2014-2015.
De vraag van de (her)configuratie van de vakbondsacties dringt zich op: Hoe kunnen de vakbonden op de kritiek reageren? Hoe kunnen ze de strijd uitbreiden? Hoe kunnen ze verworvenheden beschermen en overwinningen benutten?
Het is waarschijnlijk nodig de gebeurtenissen met een klassenanalyse te behandelen, en samenwerkingsverbanden aan te gaan met andere actoren op dit strijdtoneel. Tevens zal men moeten accepteren een deel van de bevolking en van de media van zich te vervreemden, om de meest kwetsbaren beter te kunnen verdedigen.
Voetnoten
[1] Zie, in het Frans, de publicatie van de CRISP les statistiques de grèves et leur exploitation en het verslag van 2014 grèves et conflictualité sociale
[2] Zie, in dit verband, in het Frans, de publicatie van de CPCP betreffende de vakbondsorganisaties in België
[3] Zie, in dit verband, in het Frans, het artikel van Jean Faniel: Négocier, un besoin vital pour les syndicats ?
[4] Dossier (in het Frans) van het CPCP betreffende de betaling van de werkloosheidsuitkeringen door de vakbonden
[5] Lees hierover, in het Frans, het artikel van la libre en, in het Nederlands, het jaarverslag van de RVA
[6] Dossier (in het Frans) van het CPCP over de betaling van de werkloosheidsuitkeringen door de vakbonden
[7] Zie, in het Frans, het artikel van de RTBF
[8] Lees, in dit verband, in het Engels, het artikel van Florence Jaumotte en Carolina Osoria Buitron: Power from the people
[9] Zie, in dit verband, het artikel over ongelijke lonen in Europa. Meer info is er ook te vinden, in het Frans, in het proefschrift van François Ghesquière, dat hij in 2015 heeft verdedigd
[10] Lees, in dit verband, in het Frans, het working paper van de Dulbéa (ULB) over de structuur van lonen in België
[11] Dossier (in het Frans) van het CPCP betreffende de betaling van de werkloosheidsuitkeringen door de vakbonden