Verberg die armoede die ik niet zien wil
Gevangenis en armoede
11 maart 2016
Vertaling naar het Nederlands:
Marie-Eve Cosemans
Wij hernemen een artikel ter herinnering aan Florence Dufaux, die begin januari 2016 overleed. Jarenlang hield de gevangenisproblematiek Florence bezig. Zij was één van die talloze anonieme sprankeltjes hoop die dagelijks voor een meer rechtvaardige maatschappij strijden. Dat haar strijd niet nutteloos is. Het artikel verscheen oorspronkelijk in het tijdschrift JIM in april 2011, maar het is nog steeds erg actueel, want de situatie in de gevangenissen blijft alarmerend [1]. Wij stellen er een samenvatting van voor.
Naast de problematiek van schulden, sociale bijstand en de (flagrante) sociaaleconomische kwetsbaarheid van daklozen, bestaat er een onzichtbare en ruim genegeerde vorm van armoede: die van de gevangenen.
"Prison des Trois Rivières 15" Raconteur @Flickr
1. De gevangenis: laatste schakel in de keten van sociale uitsluiting
Niet iedereen en niet alle strafbare feiten komen op gelijke wijze in aanraking met de gevangenis. Ten eerste leiden bepaalde misdrijven sneller tot opsluiting dan andere. Zo worden kleine, herhaaldelijke overtredingen vaker door een arrestatie gevolgd dan economische en financiële misdrijven. Verschillende factoren verklaren dit proces dat aanwezig is in de hele geschiedenis van de gevangenis. Ten eerste zijn misdrijven zoals een gewapende diefstal gemakkelijker op te sporen dan een witwasoperatie of handel met voorkennis. Vervolgens zijn er bepaalde wijken, personen en activiteiten die scherper in het oog worden gehouden dan andere [2] : het sterkere repressieve optreden tegen kleine criminaliteit in vergelijking met witteboordencriminaliteit is eveneens een politieke keuze.
Ten tweede is bij gelijke overtreding een onderzoeksrechter sneller geneigd om een arrestatiebevel uit te reiken aan een iemand zonder huisvesting, verblijfsvergunning of werk [3]. De periode van voorarrest wordt gevalideerd door de opgesloten persoon te veroordelen. In België zit 34,7% van de gevangenen in voorarrest [4] : het gaat om een van de hoogste aantallen in heel Europa. Volgens de Minister van Justitie Stefaan van Clerck [5] heeft een derde van hen geen verblijfsvergunning. Men kan met recht en rede aannemen dat een groot deel van de verdachten geen woonplaats heeft - het gaat om een van de wettelijke criteria van de toepassing van de wet op het voorarrest.
Hoewel de gevangenis bovenal een "instelling voor de armen” [6] is, wil dit niet zeggen dat armen crimineler zijn, wel dat ze in elk radertje van het strafraderwerk sneller bestraft worden, en dit door de keuzes in het strafbeleid en de individuele houding van de gerechtelijk actoren (politietoezicht, signalement aan het parket, uitvaardiging van het aanhoudingsbevel, en uiteindelijk de veroordeling).
In België zijn gevangenen vooral jongemannen met een lage opleiding en een lage sociaaleconomische positie die een diefstal hebben begaan [7]. Uit een onderzoek [8] over de opleidingskwalificatie dat werd uitgevoerd in enkele Waalse gevangenissen, blijkt dat bijna 30% van de gevangenen geen diploma heeft, bijna 45% heeft enkel het basisstudiegetuigschrift (lagere school) en iets minder dan 20% heeft een diploma van lager secundair onderwijs.
Achter deze ruwe cijfers gaat de gevangenis schuil, die vaak de eindhalte is van een traject dat bezaaid is met veelvuldige breuken met de maatschappelijke instellingen (familie, school, werk) en met meervoudige uitsluitingsprocessen [9].
Op de achtergrond van deze eindhalte in de cel tekent zich de mislukking af van het socio-economisch beleid van solidariteit en sociale cohesie, dat de repressie en de verbanning uit de maatschappij voorafgaat.
2. Armoede in de gevangenis
In de gevangenis neemt de maatschappelijke kwetsbaarheid vaak een extreme dimensie aan. Wat hun rechten betreft [10] zijn de gevangenen aan geen enkele beperking onderworpen, behalve dan die van de vrijheidsberoving. Maar in de feiten worden zij van bijna al hun economische, sociale en culturele burgerrechten beroofd. Omdat zij ten laste zijn van het gevangeniswezen, hebben ze geen recht op het systeem van de werkloosheidsverzekering, kunnen ze niet terugvallen op sociale bijstand (OCMW), de ziekenkas, enz. Bovendien is het werk van de gevangenen in de gevangenis niet onderworpen aan de sociale zekerheid. De oorsprong van de armoede is dus vaak de uitsluiting van de wet.
De kwetsbaarheid kenmerkt zich eveneens door de levensomstandigheden en het gebruik van de ruimte. De onbewoonbaarheid van bepaalde instellingen [11] en de overbevolking zijn ontstellend [12].
Op te merken valt dat de dure beslissing om nieuwe gevangenissen te bouwen geen duurzaam antwoord biedt op dit probleem van de stijgende gevangenisoverbevolking overal in het land, omdat het niet ingaat op de oorzaken van de groei van het aantal gevangenen. Vier factoren veroorzaken deze overbevolking in de Belgische gevangenissen: de stijging van het voorarrest, de verzwaring van de uitgesproken straffen, de toename van de belemmeringen voor de toekenning van voorwaardelijke invrijheidstelling, en de explosieve stijging van het aantal geïnterneerden [13].
De armoede in gevangenissen heeft eveneens een tijdsdimensie: de grote meerderheid van de gevangenen is inactief. Arbeid is zeldzaam en er is een gebrek aan activiteiten, ondanks de behoefte aan basisopleiding, alfabetisering en sport. Het standaard nietsdoen door het gebrek aan voorzieningen en de sociale en culturele nutteloosheid in het dagelijkse leven zijn een grote bron van wanhoop, terwijl het net in de gevangenis is dat tijd vullen en iets zinvols doen zich extra sterk laten gevoelen.
De armoede uit zich ook in het gezondheidsaspect. Gevangenen hebben toegang tot maximum twee douches per week in de overbevolkte vleugels van de mannengevangenis van Vorst. Er kruipen ratten rond in de gevangenis van Sint-Gillis. De gevangenen krijgen te veel psychofarmaca om de goede orde te bewaren. Bij de vrouwen zijn borstkankeronderzoeken en gynaecologische onderzoeken zeldzaam. Het voedsel is weinig gevarieerd en is er een gebrek aan fruit en groenten.
Kortom, ook al krijgen de gevangenen voedsel en onderdak, we stellen vast dat dit gebeurt in uiterst moeilijke materiële omstandigheden. In de gevangenis moeten alle basisbehoeften aangekocht worden (toiletgerief, gezond voedsel, schriftelijke communicatie of telefoon naar buiten…). Enkel wie zonder enig bestaansmiddelen is, heeft recht op 25 euro per maand voor de sociale kantine. De armoede uit zich aldus in termen van levensruimte en materiële voorwaarden, van geringe toegang tot werk en vrije tijd, cultuur en vorming, hygiëne en basisgezondheidszorg.
3. De gevangenis: een armoedemachine
De socio-economische situatie van de gevangenen verbetert er niet op eens de gevangenis uit. Als ze hun rechten weer terugkrijgen (werkloosheid, OCMW, verzekering), moeten ze alles opnieuw opbouwen. Ex-gevangenen die geen familie hebben, moeten opnieuw huisvesting, een opleiding en/of een werk terugvinden. Het strafblad ontneemt elke kans op een baan bij de overheid. Ook privéwerkgevers vragen vaak naar het strafblad, uitzendkantoren inbegrepen. Hoewel dit niet wettelijk is, vragen in de praktijk ook verhuurders en opleidingsinstanties ernaar.
Voorts is het bijzonder moeilijk om opnieuw een woning te vinden als je niet eens de datum van je invrijheidstelling kent en je geen inkomsten hebt. De lijsten voor gesuperviseerde appartementen zijn zeer lang. Moeilijk is het eveneens om rustig en constructief je wederopname voor te bereiden: hoe krijg je een belofte tot aanwerving zonder dat je weet wanneer je de gevangenis mag verlaten? Hoe kun je je inschrijven voor een opleiding als je niet zeker bent dat je vrijkomt voor de start ervan? Bovendien weigeren heel wat onthaalhuizen steeds vaker ex-gevangenen zonder nauwkeurige datum.
De wachttermijn om de economische en sociale rechten bij de invrijheidstelling terug te krijgen en de structurele moeilijkheden om binnen de muren een (her)inschrijving in de samenleving voor te bereiden als je familie noch inkomsten hebt, verklaren waarom ex-gevangenen zo weinig middelen beschikken over de toegang tot huisvesting en soms op straat terecht komen.
4. Besluit
De complexe realiteit van de opsluiting ontkracht de al te simpele beeldvorming van gemene misdadigers en luxegevangenissen. Ook al is de opsluiting het gevolg van individuele handelingen, toch plaatst dit vraagtekens bij de collectieve verantwoordelijkheid, de sociaaleconomische beleidsmaatregelen die de repressie voorafgaan, en de mogelijkheid van een maatschappij om zinvol te zijn voor iedereen en om iedereen erin op te nemen. Gezien de straffilters die de gevangenis vooraf gaan en gezien de schadelijke gevolgen van de gevangenis voor de staat van armoede van een persoon, is het eveneens ieders verantwoordelijkheid om zich vragen te stellen over de weldaden van de gevangenis en over het mediatieke opbod dat volgt op elke dramatische gebeurtenis. Als de gevangenis een armoedemachine is, slaagt zij er dan in om de maatschappij doeltreffend te beschermen?
Voetnoten
[1] Zoals de rapporten van het Internationale Observatorium van de gevangenissen getuigen.
[2] WALGRAVE, L., VERCAIGNE, C., La délinquance des jeunes autochtones et allochtones à Bruxelles, in BRION, F. et al., Mon délit ? Mon origine. Criminalité et criminalisation de l’immigration, Bruxelles, Editions De Boeck-Université, 2000.
[3] Marchetti, A.-M., Fabriques de misère, Ecorev, n°15, 2004.
[4] Jaarverslag 2009. Directoraat-Generaal van de Strafinrichtingen.
[5] nvdr: deze informatie dateert van 2011, het jaar waarin dit artikel verscheen.
[6] Marchetti, A-M., op. cit.
[7] De Clerck, S. Oriëntatienota inzake strafbeleid en gevangenisbeleid. Ministerie van Justitie, juni 1996.
[8] ANDRE, F. Et al., Enquête sur la provenance et le niveau scolaire des détenu(e)s en Belgique, FAFEP, juni 2000-juni 2001.
[9] WALGRAVE L., VERCAIGNE, C., op. cit.
[10] Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden, de zogenaamde Wet-Dupont, 12/01/2005, Belgisch Staatsblad, 01/02/2005. De wet is slechts zeer gedeeltelijk van kracht bij gebrek aan koninklijke uitvoeringsbesluiten.
[11] In de mannengevangenis van Vorst zijn twee vleugels nog onbewoonbaar: geen stromend water noch sanitaire voorzieningen (de gevangenen doen hun behoeften in toiletemmers). In de andere vleugels zijn er vaak drie gevangenen per cel, met een geïmproviseerde matras op de vloer. Kleding en badhanddoeken zijn er nauwelijks. (nvdr: deze informatie dateert van de eerste verschijning van het artikel in 2011).
[12] De cijfers van de overbevolking verschillen naargelang de instelling. In de mannengevangenis van Vorst zijn ze bijzonder schrijnend en bereiken ze 57,5%. In Sint-Gillis bedraagt het 22,6%. In Vorst bedraagt de gemiddelde bevolking 638 gevangenen voor een gemiddelde capaciteit van 405 plaatsen. In Sint-Gillis, bedraagt zij 615 voor 502 plaatsen (Jaarverslag 2009. Directoraat-Generaal van de Strafinrichtingen).
[13] Vanneste, C., La population carcérale à Bruxelles, colloquium « Le détenu : un citoyen comme un autre ! », Brussels Parlement, 13/03/2008, pp. 23-32.